9Na de maaltijd stond Hanna op en ging naar het heiligdom van de HEER, waar de priester Eli op een bankje bij de ingang zat. 10Diepbedroefd bad Hanna tot de HEER. In tranen 11legde ze een gelofte af: ‘HEER van de hemelse machten, ik smeek U, heb toch oog voor mijn ellende. Denk aan mij, uw dienares, vergeet mij niet. Schenk mij een zoon, dan schenk ik hem voor zijn hele leven aan U: nooit zal zijn hoofd door een scheermes worden aangeraakt.’ 12Toen Hanna zo lang aan het bidden was, begon Eli op haar mond te letten. 13Ze bad namelijk in stilte: haar lippen bewogen wel, maar haar stem was niet te horen. Daarom dacht Eli dat ze dronken was. 14Hij sprak haar aan en vroeg: ‘Hoe lang gaat dit nog duren? Als u dronken bent, ga dan uw roes uitslapen!’ 15‘U vergist u, heer,’ antwoordde Hanna. ‘Ik heb geen wijn of andere drank gedronken. Nee, ik ga gebukt onder een zwaar verdriet en stort mijn hart uit bij de HEER. 16Denk niet dat ik een slechte vrouw ben; ik heb zo lang gebeden omdat ik overstelpt ben door droefheid en ellende.’ 17‘Ga dan in vrede,’ antwoordde Eli. ‘De God van Israël zal u geven waar u om hebt gevraagd.’ 18‘Ik dank u dat u mij zo gunstig gezind bent,’ zei Hanna, en ze ging terug naar haar familie. Haar gezicht was opgeklaard en ze at ook weer.