Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

13 januari - 1 Samuel 1:1-8

Bijbeltekst(en)

1 Samuel 1

De gelofte van Hanna en de geboorte van Samuel

1In Rama in de streek Suf, in het bergland van Efraïm, woonde een man die Elkana heette. Hij was een zoon van Jerocham, die een zoon was van Elihu, de zoon van Tochu, de zoon van Suf, en behoorde tot de stam Efraïm. 2Hij had twee vrouwen: de ene heette Hanna en de andere Peninna. Peninna had kinderen, maar Hanna niet. 3Elk jaar ging deze man vanuit zijn woonplaats naar Silo, om zich daar voor de HEER van de hemelse machten neer te buigen en Hem offers te brengen. Chofni en Pinechas, de twee zonen van Eli, waren daar priesters van de HEER. 4Wanneer Elkana zijn jaarlijkse offer bracht, gaf hij zijn vrouw Peninna en haar zonen en dochters een stuk van het offervlees. 5Maar het mooiste stuk gaf hij aan Hanna, want haar had hij lief, ook al hield de HEER haar moederschoot gesloten. 6Haar rivale kwetste haar dan diep, door haar te sarren omdat de HEER haar geen kinderen gaf. 7Zo ging het jaar in jaar uit. Elke keer als ze naar het heiligdom van de HEER gingen, treiterde Peninna Hanna zo erg dat ze begon te huilen en haar eten liet staan. 8Toen dat weer eens gebeurde, vroeg haar man Elkana: ‘Waarom huil je, Hanna? Waarom eet je niet en waarom ben je zo bedroefd? Beteken ik niet meer voor je dan tien zonen?’

1 Samuel 1:1-8NBV21Open in de Bijbel

Er zijn veel overeenkomsten tussen de eerste hoofdstukken van 1 Samuel en de evangelieverhalen over de geboorte en het opgroeien van Jezus. Denk alleen al aan de lofzang van Maria met woordelijke aanhalingen van de lofzang van Hanna. Dit jaar leest de Kerk uit 1 Samuel. De roeping van de discipelen, Marcus 1:14-20, is te horen als een verre echo van de roeping van Samuel in 1 Samuel 3.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons