Israël zal de andere volken verslaan
1Mozes zei verder tegen de Israëlieten: ‘Straks zal de Heer, jullie God, jullie naar het land brengen dat jullie in bezit krijgen. Hij zal de zeven volken die daar wonen, voor jullie wegjagen. Dat zijn de Hethieten, de Girgasieten, de Amorieten, de Kanaänieten, de Perizzieten, de Chiwwieten en de Jebusieten.
Die volken zijn groter en sterker dan jullie. 2Maar de Heer zal ervoor zorgen dat jullie hen verslaan. En dan mogen jullie geen vrede met hen sluiten, maar dan moeten jullie hen allemaal doden! Jullie mogen geen medelijden met hen hebben.
3Er mogen geen huwelijken zijn tussen jullie en die volken: jullie dochters mogen niet trouwen met hun zonen, en jullie zonen mogen niet trouwen met hun dochters. 4Want anders zullen jullie mij ontrouw worden. En dan zullen jullie de goden van die volken gaan vereren. Dan zal de Heer kwaad worden en jullie onmiddellijk doden.
5Daarom moeten jullie de altaren van die volken afbreken, en hun heilige stenen kapotslaan. Jullie moeten de heilige palen van de godin Asjera omhakken, en alle godenbeelden verbranden.
De Heer houdt van zijn volk
6Jullie zijn een heilig volk, het volk van de Heer. Hij heeft jullie uitgekozen. Jullie zijn bijzonder voor hem, meer dan de andere volken op aarde. Jullie zijn voor hem een kostbaar bezit. 7Hij heeft jullie uitgekozen en hij houdt van jullie. En niet omdat jullie groter zijn dan die andere volken. Nee, want jullie zijn het kleinste volk van allemaal!
8De Heer heeft jullie laten zien hoe machtig hij is. Hij heeft jullie bevrijd uit de slavernij, hij heeft jullie bevrijd uit de macht van de farao in Egypte! Dat deed hij omdat hij dat plechtig beloofd had aan jullie voorouders. En omdat hij van jullie houdt.
Alleen de Heer is God
9Onthoud dit goed: Alleen de Heer is jullie God. Hij is betrouwbaar. Hij houdt zich aan zijn beloftes. Hij is goed voor mensen die van hem houden en die zich aan zijn regels houden. En hij zal ook goed zijn voor hun nakomelingen, zelfs voor de duizendste generatie. 10Maar als iemand ontrouw is aan de Heer, zal hij gestraft worden. Hij wordt meteen gedood.
11Jullie moeten je daarom precies houden aan de wetten en regels die ik jullie vandaag geef.
De Heer zal je rijk en gelukkig maken
12Jullie moeten je steeds houden aan de regels van de Heer, jullie God. Dan zal hij doen wat hij beloofd heeft aan jullie voorouders. 13Hij zal van jullie houden, en hij zal jullie rijk en gelukkig maken. Jullie zullen veel kinderen krijgen, en jullie grond zal vruchtbaar zijn. Er zal veel graan, wijn en olijfolie zijn. Jullie koeien, schapen en geiten zullen veel jongen krijgen.
14Jullie zullen rijker zijn dan de andere volken. Niemand zal onvruchtbaar zijn, mannen niet en vrouwen niet. En ook jullie dieren zullen niet onvruchtbaar zijn. 15De Heer zal ervoor zorgen dat jullie niet ziek worden zoals in Egypte. Hij zal die ziektes alleen nog naar jullie vijanden sturen!
Wees niet bang voor de andere volken
16Straks komen jullie in het land dat de Heer aan jullie beloofd heeft. Daar moeten jullie de andere volken doden. Jullie mogen geen medelijden met hen hebben. En je mag hun goden niet vereren. Anders zal het slecht met jullie aflopen.
17Jullie denken misschien: Die volken zijn veel sterker dan wij, die kunnen we niet verslaan. 18Maar wees niet bang voor hen. Denk maar terug aan de tijd dat jullie in Egypte waren. Denk aan de rampen die de Heer naar de farao en de Egyptenaren stuurde. 19Denk aan de geweldige wonderen die jullie met je eigen ogen gezien hebben. Jullie hebben gezien hoe de Heer jullie bevrijd heeft. Hij heeft jullie zijn macht laten zien!
Die macht zal de Heer ook gebruiken tegen de volken waar jullie zo bang voor zijn. 20Hij zal zorgen dat ze in paniek raken. Ook de mensen die ontsnappen en zich verstoppen, zullen uiteindelijk gedood worden.
De Heer zal de andere volken verjagen
21Jullie hoeven niet bang te zijn voor die andere volken. Want de Heer, jullie God, is een machtige God. Hij helpt jullie.
22Hij zal die volken niet in één keer verjagen. En jullie moeten ze ook niet allemaal tegelijk doden. Anders woont er straks niemand meer in het land, en lopen er alleen nog wilde dieren rond.
23-24De Heer zal ervoor zorgen dat jullie die volken verslaan. Hij zal hun koningen aan jullie uitleveren. Hij zal ervoor zorgen dat die volken in paniek raken, zodat jullie hen kunnen doden. Van die volken zal niets overblijven. Alles wordt vernietigd en iedereen wordt gedood.
Vereer geen andere goden
25Jullie moeten de godenbeelden van die volken in het vuur gooien. En jullie mogen het goud en zilver dat er dan overblijft, niet voor jezelf houden. Anders loopt het slecht met jullie af. Want de Heer vindt die godenbeelden afschuwelijk.
26Jullie moeten die beelden zelf ook afschuwelijk vinden. Zet ze dus niet in je huis neer. Wie dat wel doet, wordt gedood!’