1Jullie zeggen: ‘Christenen kunnen gerust vlees eten dat aan afgoden geofferd is. Want christenen weten dat afgoden helemaal niets voorstellen.’ Jullie hebben gelijk, maar die kennis heeft jullie trots gemaakt. En daardoor zijn jullie het belangrijkste vergeten: je moet anderen steunen door hen lief te hebben.
2Vinden sommigen van jullie dat ze veel weten? Dan zeg ik: Jullie hebben geen echte kennis! 3Alleen God heeft echte kennis. Want hij weet precies wie de mensen zijn die van hem houden.
Voedsel is voor God niet belangrijk
4-5Natuurlijk weten wij als christenen dat er in de hele wereld maar één God is. Andere mensen denken dat er in de hemel en op aarde heel veel goden zijn. Maar wij weten dat die goden helemaal niets voorstellen. 6Wij kennen maar één God. Hij is onze Vader. Hij heeft alles gemaakt, en wij bestaan om hem te dienen. Wij kennen ook maar één Heer, namelijk Jezus Christus. Alles bestaat dankzij hem, en ook wij bestaan dankzij hem.
7Maar sommige christenen hebben die kennis nog niet. Hun geloof is nog zwak. Want ze zijn nog maar net gestopt met het vereren van afgoden. Ze denken: Als ik vlees eet, dan vereer ik de goden aan wie dat vlees geofferd is. En dan wordt God boos op mij.
8Maar voedsel is voor God niet belangrijk. Hij vindt je geen slechtere christen als je iets niet durft te eten. En hij vindt je ook geen betere christen als je wel alles durft te eten.
Maak het anderen niet moeilijk
9Jullie mogen inderdaad vlees eten dat aan afgoden geofferd is. Maar maak het christenen met een zwak geloof niet moeilijk!
10Stel dat je weet dat afgoden geen enkele macht hebben. En je gaat naar een tempel, en daar eet je vlees dat aan afgoden geofferd is. En stel dat daar ook een christen is met een zwak geloof. Dan is de kans groot dat hij met jou meedoet, en ook dat vlees eet. 11Maar daardoor verliest hij misschien zijn geloof. En zo breng jij dan zijn redding in gevaar. Maar Christus is ook voor hem gestorven! 12Iedereen die zich slecht gedraagt tegenover een christen met een zwak geloof, gedraagt zich slecht tegenover Christus.
13Stel dat ik het geloof van een ander in gevaar zou brengen door het vlees dat ik eet. Weten jullie wat ik dan zou doen? Dan zou ik helemaal nooit meer vlees eten!