Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
15 juli 2022

Zure druiven

Door Hans Ausloos

De publieke verontwaardiging over de jarenlange oorlog in Syrië en alle wreedheden die ermee gepaard gaan mag dan intussen wel zijn weggeëbd, toch laait ze af en toe weer op en verhit ze de gemoederen van Europeanen. Vooral dan wanneer die Europeanen weerom beginnen te vrezen voor hun eigen veiligheid en bang worden dat die oorlog in het Oosten ook een bedreiging zou kunnen worden voor hun eigen leven.

Onlangs was het weer zover, althans in België, toen de premier in de Kamer van volksvertegenwoordigers de repatriëring van IS-moeders en hun kinderen uit Syrische kampen verdedigde. Naast tegenstand – sommige parlementsleden namen de woorden ‘IS-gangsters’ of ‘terroristen’ in de mond – vond hij ook medestanders onder de parlementsleden. Een van hen stelde: ‘Laat er geen twijfel over bestaan: vrouwen die moedwillig naar Syrië zijn vertrokken om zich bij IS aan te sluiten, moeten worden berecht. Hun betrokkenheid bij de afschuwelijke misdaden van het kalifaat moet worden onderzocht en ze moeten hiervoor een gepaste straf krijgen.’ In één adem voegde ze eraan toe: ‘Over één ding moeten we het kunnen eens zijn: kinderen mogen nooit gestraft worden voor de daden van hun ouders.’

Belonen en bestraffen

Het lijkt wel alsof we hier de oudtestamentische profeet Ezechiël opnieuw aan het woord horen, meer dan tweeduizendvijfhonderd jaar na dato, toen hij sommige Israëlieten terechtwees met betrekking tot een bepaald aspect van een van hun centrale theologische ideeën, met name de zogenoemde ‘vergeldingsleer’.

Ons klinkt die term vergelding hard en onaangenaam in de oren. We houden niet van de voorstelling van een vergeldende God. We verkiezen veeleer een liefdevolle en barmhartige God. En toch is de ganse Bijbel doordrongen van deze idee van ‘vergelding’: ‘wie goed doet, goed ontmoet’, en ‘kwaad schaadt’ zijn twee uitdrukkingen die het Bijbelse denken in de breedte en de diepte bepalen. En God wordt dan veelal aangezien als degene die erover waakt dat het goede wordt beloond en het kwade wordt bestraft. Meer nog, God zelf is degene die de weldoener beloont en de boosdoener straft. En al mag deze idee van een vergeldende God soms wrang smaken, toch hoopt ieder die in Hem gelooft in zekere zin dat God ook zo is. Dat God het goede beloont en het kwade niet ongestraft laat, net zoals we hopen dat onze samenleving dat doet. Wie werkt, wil daarvoor beloond worden, en een misdadiger willen we gestraft zien. Tot hier is er dan ook niets mis met de idee van een vergeldende God. Integendeel, we aanzien het juist als een teken van Gods rechtvaardigheid. Met deze gedachte van een vergeldende God had ook Ezechiël geen moeite.

Transgenerationeel

Maar in het oude Israël gingen sommigen nog een stap verder wanneer het over vergelding ging. Zo citeert Ezechiël (hoofdstuk 18 vers 2) een courant Israëlitisch spreekwoord (ook Jeremia citeert het in hoofdstuk 31 vers 29): ‘Als de ouders onrijpe druiven eten, krijgen de kinderen stompe tanden.’ ‘Stomp’ moet hier niet letterlijk worden gelezen, maar veeleer als een beeld voor het gevoel dat ieder van u ongetwijfeld kent wanneer men onrijpe druiven heeft gegeten: de tanden voelen wrang en geschuurd aan. Aangenaam is anders.

Ezechiël is het niet eens met dit spreekwoord, en met de variant van de vergeldingsleer die eruit spreekt. Binnen Israël waren er klaarblijkelijk mensen die ervan uitgingen dat de schuld van de ouders niet alleen op hen, maar ook op hun nageslacht overging, en dat God niet alleen de daders, maar ook hun nageslacht ervoor strafte. De kinderen werden aldus slachtoffers van de fouten van hun ouders.

Al te gemakkelijk en maar al te graag doen we deze vorm van vergeldingsdenken – men noemt het transgenerationeel – af als aftands en ouderwets. Maar niets is minder waar. Wees ook vandaag maar eens het kind van een misdadiger. De kans is groot dat de goegemeente ook u met de vinger zal wijzen, en dat de misstap van uw vader of moeder ook u levenslang zal blijven achtervolgen.

God is anders

Maar zo is God niet, volgens de profeet Ezechiël. Ook al wilde Ezechiël met zijn protest tegen dit spreekwoord van de zure druiven en de stompe tanden in eerste instantie benadrukken dat er na slechte daden steeds ommekeer mogelijk is (vers 21), net zoals goede daden geen zekerheid bieden op redding indien men achteraf toch het slechte pad zou opgaan (vers 26), toch was hij, als tegenstander van de transgenerationele vergelding, ervan overtuigd dat, indien men zich niet bekeert – want ook dat is nog altijd mogelijk – , alleen de zondaar zelf zal worden gestraft:
‘Iemand die zondigt zal sterven, maar een zoon hoeft niet te boeten voor de zonden van zijn vader, en een vader hoeft niet te boeten voor de zonden van zijn zoon; wie rechtvaardig is wordt als een rechtvaardige behandeld, en een slecht mens wordt voor zijn slechte daden gestraft’ (Ezechiël 18:20).

Want dit is volgens Ezechiël een kwestie van rechtvaardigheid, een karaktertrek waarvan we hopen dat ze God eigen is. Wie een fout begaat, verdient bestraffing; wie iets goed doet, verdient beloning. Het Belgische parlementslid dat de kinderen van de IS-vrouwen niet over dezelfde kam wil scheren met hun moeders lijkt dan ook een actueel woordvoerder van Ezechiëls verzet tegen een verwrongen vergeldingsleer te zijn: de IS-vrouwen die een misdaad hebben begaan moeten worden berecht – dat is een kwestie van rechtvaardigheid –, maar hun kinderen mogen niet het slachtoffer zijn van wat hun moeders hebben misdaan.

Hans Ausloos is hoogleraar Bijbelwetenschappen aan de Université Catholique de Louvain (België) en voorzitter van het Oudtestamentisch Werkgezelschap in Nederland en België

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.18.10
Volg ons