Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
29 juli 2018

Spreekwoorden uit de Bijbel: Druiven geven stroeve tanden?!

Wie kent de spreekwoorden uit de Bijbel niet? ‘Wie een kuil graaft voor een ander …’, ‘Een rib uit je …’ of ‘Als een dief in de …’. Grote kans dat je ze allemaal zo aanvult, en van de meeste spreekwoorden ken je waarschijnlijk de betekenis wel. En met een beetje zoeken, is ook de tekstplaats in de Bijbel nog wel te vinden. Maar er zijn ook Bijbelse spreekwoorden die niet in het Nederlands terecht gekomen zijn. In deze serie ontdek je onverwachte pareltjes, die je dan hopelijk niet voor de zwijnen gooit.

Heeft iemand wel eens tegen je gezegd: ‘Als de ouders onrijpe druiven eten, krijgen de kinderen stroeve tanden’? Het is toch echt een spreekwoord dat in de Bijbel gebruikt wordt. Het komt zelfs twee keer voor: in Jeremia 31:29 en in Ezechiël 18:2.

De eerste die melding maakt van dit spreekwoord is Jeremia, een profeet in Juda. Hij maakt de verovering van Jeruzalem en de verwoesting van de tempel door de Babyloniërs mee.

De ballingen, die dit spreekwoord in Jeremia’s tijd blijkbaar gebruiken, leggen daarmee de schuld van hun rampen bij hun voorouders. Een principe dat al vanuit de tien geboden bekend was (Exodus 20:5). Maar Jeremia geeft hun een nieuw principe: Elk mens is verantwoordelijk voor zijn eigen daden. Het heeft geen zin achterom te kijken naar je voorouders, je moet naar je eigen leven kijken. Het is niet de schuld van God dat het volk in ballingschap gevoerd is, en ook niet van eerdere generaties, maar van het volk en de leiders zelf. Zij hebben verkeerd geleefd en daardoor deze ramp over zichzelf afgeroepen.

Opvallend is dat Jeremia het spreekwoord niet gebruikt als deel van zijn profetieën over oordeel. Het staat juist in het zogenaamde ‘Troostboek’ (Jeremia 30 en 31). Daarin zegt Jeremia dat er na de ballingschap, de straf van God, een tijd zal komen van redding. En dan zal alles goed zijn, en zal niemand het spreekwoord meer gebruiken.

Ezechiël, die dit spreekwoord ook gebruikt, is een profeet die werkzaam is in Babylonië. Daarheen is hij met een deel van de bevolking van Jeruzalem weggevoerd. Ook volgens Ezechiël is de ballingschap een straf van God voor de zonden van het volk, vooral omdat ze andere goden zijn gaan vereren. Maar ook Ezechiël veroordeelt niet alleen, hij troost ook. Want uiteindelijk zullen de ballingen terugkeren naar het land van Israël en zal er een nieuwe afstammeling van David op de troon komen.

In Ezechiël 18 wil de profeet duidelijk maken dat God alleen de mensen die iets fout doen straft, en niet hun kinderen. Jij moet kiezen: God rekent jou de daden van je ouders niet aan. De slechte niet, en de goede niet. Je bent dus zelf verantwoordelijk voor hoe je leeft.

Het spreekwoord lijkt misschien wel wat op ‘De appel valt niet ver van de boom’. Maar zoals Jeremia en Ezechiël laten zien, moeten we ons daar niet te veel van aantrekken. Elk mens is verantwoordelijk voor zijn eigen daden. De appel kan dus ook wél ver van de boom vallen, en men moet zijn bed maken zoals men slapen wil. Dan heb je als kind dus niet per se stroeve tanden als je ouders druiven eten.

Deze blog is geschreven door Roelien Smit, vertaler en Bijbelwetenschapper bij het Nederlands Bijbelgenootschap.

Illustratie: Bart den Heeten

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons