Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
2 februari 1983

Micha, een tweegesprek

drs. B. Smilde

Een kerk die bij de Bijbel leeft en de Bijbel liefheeft, zal ook telkens weer geïnteresseerd zijn in de vragen rond Bijbelverhalen. Geen wonder dus, dat in de kerkelijke pers steeds weer artikelen verschijnen over de methode en praktijk van het vertalen. Lezers van Met Andere Woorden zullen ongetwijfeld bekend zijn met de twee voornaamste stromingen die we hier ontmoeten: die van de idiolecte en de dynamisch-equivalente vertaalmethode. 

Nu valt het mij op dat bij schrijvers over deze materie – ook bij hen die proberen zich neutraal op te stellen en objectieve voorlichting te geven –toch altijd de gedachte meespeelt dat in de grond van de zaak een idiolecte vertaling meer secuur te werk gaat dan een dynamisch-equivalente. Bij de laatste methode denken velen dat men zich al te snel van de grondtekst distantieert en te vrij met de oorspronkelijke gegevens omspringt. Dit hoeft echter niet zo te zijn. 

Aan de hand van enige voorbeelden uit het boek Micha wil ik laten zien dat ook een dynamisch-equivalente vertaling uiterst serieus met de grondtekst en de vruchten van literaire analyse van die tekst bezig kan zijn, om dan zo duidelijk mogelijk voor de lezer van nu de inhoud van toen over te brengen. Het betreft hier een vertaling in omgangstaal van dit profetische boek die gepubliceerd is in de ‘Groot Nieuws Bijbel’. 

Om alle misverstand te voorkomen: deze Bijbel zal niet de eerste oecumenische Bijbel in Nederland zijn en ook niet de eerste in dynamisch-equivalente methode. Wat de vertaalmethode betreft kan men de zgn. Willibrord-vertaling van de Katholieke Bijbelstichting (1975) en de Nije Fryske Bibeloersetting (1978) beide gematigd dynamisch-equivalent noemen, terwijl de laatstgenoemde ook al een oecumenische vertaling was, gemaakt onder verantwoordelijkheid van een interkerkelijke commissie (waarin zes kerkgenootschappen waren vertegenwoordigd), door vertalers van zowel roomskatholieken als protestantsen huize en úitgegeven door het Nederlands Bijbelgenootschap en de Katholieke Bijbelstichting. 

Moeilijkheden

Het is sinds jaar en dag bekend dat de kleine profeten van het oude testament ons dikwijls voor grote problemen stellen. Dat geldt met name voor het boek Micha. Het heeft velen bevreemd, dat het middenstuk daarvan, de hoofdstukken 2-5, zo heterogeen is samengesteld. Nu eens laat de profeet felle aanklachten horen en verkondigt hij vreselijke oordelen van ondergang en verwoesting, dan weer zijn er troostvolle beloften en is alles heil en zonneschijn.

Tot nog toe werden deze problemen meestal zo opgelost: de profeet zou verschillende losse uitspraken hebben gedaan in heel uiteenlopende situaties. Zijn woorden zouden dan op losse velletjes zijn opgeschreven en later bijeengebracht in niet al te gelukkige redactie en ordening van zijn boek. Dat zou dan die merkwaardige tegenstellingen en vreemde overgangen kunnen verklaren. Erg bevredigend was die oplossing: niet, maar men kwam eenvoudig niet verder. Wel las men in 2:6 en 7 dat bepaalde tegenstanders van Micha het woord voerden, maar men trok daaruit geen consequenties.

Op een ander spoor

Pas met de verschijning van de commentaar van prof. dr. A.S. van der Woude (hoogleraar te Groningen) in de serie ‘De prediking van het oude testament’ 1976, zijn we op een ander spoor gekomen, een spoor dat sindsdien door de Nije Fryske Bibeloersetting en nu ook door de Groot Nieuws Bijbel dankbaar is gevolgd. Het is opvallend dat Micha 3 begint met de woorden: ‘En ik zei’. Men kan dit zinnetje ook vertalen met: ‘Maar ik zei’, Dit kan dus een aanwijzing zijn, dat de onmiddellijk daaraan voorafgaande woorden niet door Micha zijn gesproken, maar door mensen met wie hij in gesprek is. De indeling in hoofdstukken en verzen is van veel latere hand.
Maar waar beginnen de tegenstanders van Micha dan te spreken? Deze puzzle werd opgelost doordat prof. Van der Woude de tot nog toe gegeven vertaling van 2:11 eens nader ging bekijken. De NBG-Vertaling 1951 geeft daar:

Als er maar iemand wind naliep en leugen voorspelde: Ik profeteer u van wijn en bedwelmende drank – dan zou hij een profeet van dit volk zijn. 

Zo hebben sinds eeuwen de vertalers dit vers opgevat en vertaalden ze welhaast automatisch de woorden op deze wijze. Maar wie het Hebreeuws goed bekijkt, zal ontdekken dat dit er eigenlijk helemaal niet staat. Het laatste zinnetje luidt letterlijk:

En (maar) profeterende was (bleef) dit volk

Hier hebben we dus opnieuw te doen met een aanduiding van de sprekers van de volgende passage. De verzen 12 en 13 zijn dus geen heilsbeloften uit de mond van Micha, maar een citaat van zijn tegenstanders die niet naar oordeelsprediking wilden luisteren.

De volgende stap was dat in vers 6 en 7a de tegenstanders aan het woord zijn, waarop Micha dan in 7b reageert met de woorden:

Nee, voor wie eerlijk leeft betekenen mijn woorden zegen en geluk. 

Logisch sluiten daar dan de verzen 8-11a op aan, waarin Micha het verwijt maakt dat ze het rechte spoor niet houden en daardoor Gods oordeel over zich in roepen.

Eenmaal zo ver gekomen, blijkt ons dat we in de hoofdstukken 2 en 3 een levendige dialoog hebben, die als volgt kan worden ingedeeld:

  • 2:1-5 Micha
  • 2:6-7a Tegenstanders
  • 2:7c-11 Micha
  • 2:12-13 Tegenstanders
  • 3:1-12 Micha.

We geven hierbij nu een deel van deze hoofdstukken weer in de vertaling zoals die in de Groot Nieuws Bijbel te vinden is.  

Er ging helaas iets mis.
Er ging helaas iets mis.

Voortgezette discussie

Hiermee waren vertaling en uitleg van Micha 2 en 3 al een heel eind gevorderd. Maar de zaak werd nog interessanter toen bleek dat Micha 4 en 5 niet een heel ander apart stuk vormen, maar niet anders zijn dan voortzetting van de discussie tussen de profeet en zijn toehoorders.
Een struikelblok heeft altijd gelegen in Micha 4:1-5. Iedere Bijbellezer kan zien dat deze verzen bijna gelijk zijn aan Jesaja 2:2-5. Eeuwenlang hebben exegeten zich afgevraagd: Hoe komt dit? Haalt Micha Jesaja aan of citeert Jesaja Micha? Hebben ze onafhankelijk van elkaar deze openbaringen gekregen of putten ze beide uit een gemeenschappelijke bron? Vier mogelijkheden alzo, waarvan commentatoren pro en contra tegen elkaar afwegen.

Tot zijn grote verrassing ontdekte prof. Van der Woude dat in het kader van het hele stuk Micha: 2-5 de discussie hier verder gaat en de tegenstanders uit Jeruzalem zich door het te onpas citeren van Jesaja willen wapenen tegen de prediking van de plattelander Micha, die hun niet naar de mond spreekt. Zij maken hier misbruik van de godsopenbaring door Jesaja, of zoals Van der Woude het uitdrukt: “Het heil dat ze met de mond belijden, blokkeren ze zelf door het onheil dat ze bewerken met hun daden’’. Tegen deze daden moet Micha in Gods naam protesteren en daarom is hun beroep op Jesaja onrechtmatig. We hebben hier te doen met een soortgelijke situatie als bij de verzoeking van Jezus in de woestijn, waar de duivel Jezus weerstand biedt, ondanks het feit dat deze zich beroept op teksten uit de psalmen. (Mat. 4:6,7) We moeten door de Heilige Geest worden gewapend om maar niet zomaar Bijbelteksten in de mond te nemen of ons er door te laten verslaan. We moeten ze op de rechte tijd en wijze gebruiken. Dat heeft Micha begrepen.

De trotse Jeruzalemmers nemen het niet dat Micha hen zo in hun hemd heeft gezet en Gods oordeel aankondigt over de heilige stad en de heilige tempel. Kan dat oordeel dan de verkiezing teniet doen? Neen, dat geloven ze niet. Jeruzalem kan. zorgeloos zijn (4:9). Maar Micha kondigt de ballingschap aan; God behoudt, maar door het oordeel heen (4:10). Nòg laten de tegenstanders zich niets gezeggen: als de vijand komt opdagen, wordt dat hun eigen ondergang, Sion gaat hem verbrijzelen en dorsen als koren op de dorsvloer (4:11-13).

Nu komt Micha met een nog ernstiger boodschap: niet alleen de stad Jeruzalem, maar ook het Davidische koningshuis wordt diep vernederd. De Judeeërs dachten: onze koning is onschendbaar (5:3c), de Heer heeft immers zijn beloften aan David gegeven (2 Sam. 7:1-17, Psalm 132:17,18). Maar Micha zegt: ook dat koningshuis is niet trouw gebleven. Daarom kan de beloofde Verlosser niet uit Jeruzalem, die oorlogszuchtige stad (4:14) komen, maar God gaat opnieuw beginnen, als in het verre verleden.
Hij laat de Heerser komen uit het kleine, onbetekenende Betlehem (5:1). L’histoire se répète. Eens moest God Saul verwerpen om zijn trots en eigenzinnigheid en werd Samuël uitgezonden om David, de jongste van Isai’s zonen, tot koning te zalven. Drie eeuwen later blijkt het, dat God opnieuw moet beginnen. Niet in Jeruzalem, maar in Betlehem zal de ware koning van Israël geboren worden, als een teken dat God trouw is en door het oordeel heen opnieuw genade bewijst. ‘De hemel heeft het kleen verkoren’ (Vondel, Liedboek, gezang 153). Geen mens kan bij God pochen op eigen prestatie, de heiden niet en de Jood niet, het is louter Gods genade (1 Kor. 1:26-31).

Tegen de achtergrond van deze felle dialoog tussen Micha en zijn tijdgenoten begint een bekende tekst als Micha 5:1 – vaak geheel uit zijn verband gerukt – te leven met al z’n ernst en troost.
We vinden dan voor de hoofdstukken 4 en 5 van Micha deze indeling:

  • 4:1-9 Tegenstanders
  • 4:10 Micha
  • 4:11-13 Tegenstanders
  • 4:14-5:3 Micha.
  • 5:4-5 Tegenstanders
  • 5:6 Micha
  • 5:7-14 Tegenstanders

We komen dan tot de slotsom dat de hoofdstukken Micha 2-5 helemaal niet zo’n ingewikkelde lappendeken vormen als men vaak heeft gedacht. Bij nauwkeurige lezing blijkt het dat we te maken hebben met een goed opgebouwde dialoog, waarbij de eenheid van compositie juist licht geeft op de onderdelen.

Onlangs gaf een van de medewerkers op het Bijbelhuis in Haarlem een drukproef van Micha aan een kennis te lezen. Deze reageerde er op: ‘Nu pas ga ik iets van deze profeet begrijpen!’

Van harte hopen we dat het veel lezers van de Groot Nieuws Bijbel zo zal vergaan en dat velen van ons volk de blijvende actualiteit van de. Schrift opnieuw zullen ondergaan.

Ik eindig met de weergave van delen uit de hoofdstukken 4 en 5 in de Groot Nieuws-versie.

Er ging helaas iets mis.
Er ging helaas iets mis.

Bronvermelding

B. Smilde, ‘Micha, een Tweegesprek’ in: Met Andere Woorden 2/1 (1983), 10-15.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons