Groene lessen uit de Psalmen
Matthijs de Jong
Zijn er groene lessen te trekken uit de Psalmen? Matthijs de Jong gaat in deze bijdrage in op deze vraag. Deze longread vormt een inleiding bij het webinar over de Psalmen in de serie ‘Hoe groen is de Bijbel?’
Meer informatie over de webinarserie ‘Hoe groen is de Bijbel?’
Inleiding
De Psalmen hebben altijd tot de meest geliefde en meest gelezen Bijbelteksten gehoord. Het lijkt of ze je uitnodigen om de verbinding met je eigen leven te leggen. Natuurlijk staan de teksten vol verwijzingen naar een wereld die heel anders is dan onze huidige samenleving. Niettemin kunnen lezers uit zeer verschillende tijden en culturen zich in de situatie herkennen en zich identificeren met de woorden van de psalmist.
Werkt dat ook zo voor de manier waarop de schepping naar voren komt in de Psalmen? Ook hier geldt dat de leefwereld van de Psalmen, een agrarische samenleving, compleet anders was dan onze door-en-door geïndustrialiseerde samenleving. Maar op een dieper niveau gaat het over het door God geschonken leven in al zijn pracht en kwetsbaarheid. Ervaren wij als lezers vandaag op dit punt een verbinding met de Psalmen?
Een waardevol inzicht dat de Psalmen ons aanreiken is dat de aarde en alles wat daarop leeft een eigen, intrinsieke waarde heeft die losstaat van de mens. Het is de waarde die de geschapen wereld heeft voor God de schepper. Niet de mens is de maat van alle dingen, ook niet de aarde of de natuur, maar God. Alles wat leeft en bestaat, leeft en bestaat in afhankelijkheid van God.
Deze studie bestaat uit een tweeluik. Eerst kijken we naar het motief in de psalmen van de schepping die Gods lof zingt. Daarna kijken we naar Psalm 104, de scheppingspsalm bij uitstek.
1. De schepping zingt Gods eer
Voorbeelden van lofzang
Een terugkerend onderdeel in de psalmen is de lofzang van de schepping. Hier volgen enkele sprekende voorbeelden:
(De vertaling van de NBV21 is hier anders dan de NBV. Een toelichting op die vertaalverandering geven we in het extra materiaal dat aan de deelnemers van het webinar wordt toegestuurd.)
Meer informatie over de webinarserie ‘Hoe groen is de Bijbel?’
De meest uitgebreide opsomming van de geschapen wereld die Gods lof bezingt, vinden we in Psalm 148, die we hier in zijn geheel citeren:
Eeuwenlang speelde de lofzang van de schepping een belangrijke rol in de christelijke liturgie, maar in de moderne tijd is dit thema soms op de achtergrond geraakt. De groene theologie (denk aan de studie van Trees van Montfoort) en de pauselijke encycliek Laudato Si’ uit 2015 hebben recentelijk het thema weer op de kaart gezet. In deze bijdrage wil ik laten zien wat het belang ervan is voor vandaag.
Bekend in de katholieke, anglicaanse en lutherse liturgie was het Benedicite, een lofzang die lijkt op Psalm 148 maar dan nog een stuk uitgebreider. Model voor dit lied staat de deuterocanonieke tekst ‘het gebed van de drie jongemannen in het vuur’ (Daniël [Grieks] A:28-68 [in de Griekse tekst 3:52-90]).
De geschapen wereld bestaat voor God
Hoe kunnen we de lofprijzing van de geschapen wereld interpreteren? Hoe prijzen bergen, rivieren, zeeën en dieren God? Het antwoord is eenvoudig: door er te zijn en door daarmee hun rol in Gods schepping met verve te vervullen. Door hoe en wat ze zijn prijzen ze God die ze gemaakt heeft. De zee hoeft niets anders te doen dan wat de zee doet en een vogel niets anders dan een vogel. Door er te zijn en door te doen wat ze doen prijzen ze God, die ze zo gemaakt heeft.
Achter de lofprijzing van de geschapen wereld zit een diep inzicht: de waarde van de geschapen wereld is niet het nut ervan voor de mens, maar haar eigen waarde voor God. De schepping weerspiegelt de glorie van de schepper. Dit is voor vandaag van belang. Het besef dat de relatie tussen de geschapen wereld en God op zichzelf staat, buiten de mens om. Ook Jezus was van dat besef doordrongen toen Hij zei: ‘als zij (de leerlingen) zouden zwijgen, zouden de stenen het uitschreeuwen’ (Lucas 19:40). Uiteindelijk is de mens niet nodig voor de lof van God.
Het Oude Testament maakt dat ook in andere teksten duidelijk, bijv. Psalm 104 en Job 38-39.
Plek van de mens
In de voorstelling van de psalmen vloeit de lofzang van hemel en aarde, bergen en zeeën, dieren en mensen ineen. De mens is opgenomen in het grotere geheel van de schepping. In dat geheel neemt de mens, afgaand op de psalmen, niet de eerste plaats in. De lofzang van de natuur – de bergen, de zeeën, de dieren – gaat aan die van de mensen vooraf. Het loflied van de geschapen wereld klinkt ononderbroken, dag aan dag. Als mensen hun loflied doen klinken, vallen ze dus in in een doorgaand lied. Misschien kan dit besef ons helpen om als mensen minder zelfgerichtheid te zijn, om oog en oor te krijgen voor de wereld om ons heen die er niet is voor ons, maar voor God.
Nu hebben we wel iets uit te leggen. Er is in deze lofpsalmen geen duidelijke hiërarchie binnen de geschapen wereld, alleen maar lofprijzing. Maar de Bijbel kent toch ook het verticale, hiërarchische model, waarbij de mens is aangesteld om namens God te heersen over de schepping? Heel duidelijk is dat in Genesis 1:26-28 en in Psalm 8. Staan die teksten mét hiërarchie dan op gespannen voet met de hiërarchie-loze lofprijzing? Dat denk ik niet. Ik zou het als volgt uitleggen. In de lofprijzing valt de hiërarchie binnen de schepping weg: dán telt alleen het verschil tussen het geschapene en de schepper. Psalm 148 laat ons zien hoe dat zit: ‘alleen zijn naam is hoogverheven’ (vers 13). Vanuit het perspectief van lofprijzing is er geen plaats voor hiërarchie binnen de geschapen wereld, uitsluitend voor de hiërarchie tussen schepping en schepper.
Zie Matthijs de Jong, ‘Heersen als beeld van God: (g)een ramp voor de aarde’.
Lessen van het loflied
Wat kan het loflied van de schepping ons leren? Ik noem drie dingen.
- 1.De geschapen wereld als veelstemmig koor. De hedendaagse benadering van de aarde is veelal die van een gebruiksproduct (soms zelfs een wegwerpproduct). De waarde ervan wordt opgevat in termen van nut voor de mens. Effectief hebben we daarmee ieder ‘loof Hem’ van de psalmen veranderd in: ‘dien ons’. Door de lofprijzing van de geschapen wereld te zien als een schitterend, veelstemmig koor waarin ook de mens mag meezingen tot eer van God, vinden we een tegenwicht om een ontspoorde moderne visie op de wereld bij te sturen.
- 2.Ook ons leven moet een lofzang zijn. In het geheel van de schepping heeft de mensheid haar eigen unieke manier van lof prijzen: door te zingen en daarmee ook een stem te geven aan heel de geschapen wereld. Tegelijk moeten we beseffen dat heel de geschapen wereld God prijst zonder ons nodig te hebben, simpelweg door er te zijn en zo te getuigen van God. Dit levende lied van de schepping leert ons dat ons eigen, gezongen loflied zinloos is als niet ook ons hele leven tot Gods eer en glorie is.
- 3.De waarde van de schepping is haar waarde voor God. Vandaag staan vaak twee werkelijkheidsvisies tegenover elkaar. Aan de ene kant het seculiere wereldbeeld, een ontgoddelijkte wereld die we met technologie benutten en naar onze hand zetten. Aan de andere kant een groene levensbeschouwing die het heilige of goddelijke in al het leven ziet. Het Bijbelse beeld wijkt af van beide: de geschapen wereld verwijst naar iets buiten zichzelf, naar God. Haar waarde ligt in de waarde die ze heeft voor God. De Bijbel heeft een eigen boodschap over het leven. Die boodschap leidt tot fundamentele vragen bij de huidige westerse levensstijl, maar valt niet samen met eco-geloof.
2. Psalm 104 – God en de schepping
De mens in Gods schepping
Psalm 104 schetst een panorama van het leven zoals het door Gods hand bestaat. Het toont de ‘andere kant’ van het hierboven beschreven motief (de lofzang van de geschapen wereld). In Psalm 104 wordt het werk van de schepper bezongen en de vreugde die God in zijn schepping heeft (vers 31).
Ook hier zien we een geschapen wereld zonder hiërarchie – alles bestaat in dezelfde afhankelijkheid van God. Als het op leven aankomt, is het enige verschil dat ertoe doet dat tussen schepper en de geschapen wereld, waarvan de mens deel uitmaakt.
God wordt getypeerd als een schenkende God, die zijn hand opent om elk schepsel te voorzien van wat het nodig heeft. Schepping is hier iets van zowel het verleden (Gods eenmalige en definitieve handelen zoals beschreven in vers 5-9) als ook een continu proces van onderhoud, vruchtbaarheid en zegen (zie vers 10-18).
De psalmist geeft een uitgebreide opsomming van de rijkdom en diversiteit van Gods schepping. Expliciet wordt dit aspect benoemd in vers 24:
Bij de wijsheid waarmee God alles heeft geschapen hoort dat elke soort haar eigen habitat heeft. De mensheid heeft in dit geheel haar eigen plek, maar ze wordt er niet uitgelicht als belangrijkste onderdeel. De mens wordt ten tonele gevoerd nadat na de leeuwen beschreven zijn, alsof eerst de nachtploeg en daarna de dagploeg beschreven wordt:
Dit laat zien dat de mens is opgenomen in het ritme van het leven, het ritme van dag en nacht, waarin alle schepselen hun plek hebben. Uit niets blijkt een centrale plek voor de mens. Althans, niet vanuit het perspectief dat deze Psalm als uitgangspunt neemt. Zelfs het vee wordt niet genoemd vanuit zijn dienst aan de mens, maar als eigenstandige groep schepsels waarvoor God het gras laat groeien (vers 14). En hetzelfde geldt voor de ceders van de Libanon (vers 16-17). Koningen waren verzot op het cederhout van die bomen voor hun tempels en paleizen. Maar in Psalm 104 dienen de bomen alleen als plaats waar vogels kunnen nestelen. En wat God de mens toedeelt is ook niet zonder betekenis: druiven, olijven en graan. Anders gezegd: wijn, olie en brood. Daar kan de mens van leven. Vlees is kennelijk niet nodig. Het wordt in elk geval niet genoemd (net als in Genesis 1:31).
Hier geldt hetzelfde als bij de lofpsalmen: het hiërarchische model van Genesis 1:26-28 en Psalm 8 kan naast deze hiërarchie-loze beschrijving van de schepping staan. Het is een kwestie van perspectief. Ik werk dat hieronder nog iets verder uit.
De schepping bedreigd
De psalm geeft een ideaalbeeld van het leven zoals het door God is ingericht en wordt onderhouden. De dood maakt nadrukkelijk deel uit van dat leven. De jonge leeuwen roepen om een prooi; en ieder schepsel keert op Gods tijd terug tot het stof dat het ooit was (vers 29-30). Maar het leven als geheel, de geschapen wereld is ontzagwekkend, groots en goed. Is er nog iets dat de goede schepping bedreigt?
Traditioneel is dat het zeemonster Leviatan, die staat voor de chaosmachten. Maar Psalm 104 geeft een heel andere typering van Leviatan. Die is voor God geen formidabele vijand, eerder een ongevaarlijk huisdier. Dat past in het geheel van de psalm. De macht van de oerzee, die het leven onmogelijk maakte, is door God voor eens en voor al bedwongen (vers 5-9). Gods macht over het water blijkt doordat Hij het nu inzet voor vruchtbaarheid (vers 10-18).
De dreiging komt niet van de zee of van het zeemonster of van andere chaoskrachten. Tóch is er iets dat de goede schepping bedreigt. Het wordt benoemd in vers 35:
De kwalijke rol, doorgaans aan Leviathan toegeschreven, wordt hier bij de mens gelegd. Een levensstijl die haaks staat op wat God wil, is bedreigend voor de goede schepping. Hoe werkt dat? Door zonde en kwaad wordt het leven aangetast. Misschien moeten we het nog scherper zeggen: de mens is als enige schepsel in staat om Gods plezier in zijn schepping te verpesten. Voor zulke mensen is geen plaats op de aarde.
Rechtvaardigheid
Waaraan denkt de psalmist bij ‘zondaars’ en ‘onrechtvaardigen’? Er is één andere Psalm waar deze twee Hebreeuwse woorden parallel genoemd worden, dat is Psalm 1 (zie Psalm 1:1 en 1:5). De ‘zondaars en onrechtvaardigen’ staan daar tegenover de ‘rechtvaardigen’. Die eersten gaan een heilloze weg, maar de rechtvaardigen vinden hun vreugde in de wet van de HEER en komen daardoor tot bloei (ook weer beschreven in termen van ‘water’, net als in Psalm 104). De weg van de zondaars en onrechtvaardigen – die zich aan God niets gelegen laten liggen – loopt dood.
Als we dit meenemen naar Psalm 104, leren we dat de schepping geen neutraal domein is. Het is Gods domein, waar dus ook Gods regels gelden. God heeft verwachtingen van de geschapen wereld en daarin speelt de mens een bijzondere rol. Ten goede, maar helaas vaak ook ten kwade.
Nu kunnen we misschien helder krijgen hoe de twee verschillende Bijbelse beschrijvingen van schepping – de ene mét hiërarchie, zoals in Genesis 1:26-28 en Psalm 2 en de andere zónder hiërarchie, zoals in Psalm 104 en in de lofprijzing van de schepping – zich tot elkaar verhouden. Als het gaat over afhankelijkheid en lofprijzing, is er geen verschil tussen de mens en de verdere geschapen wereld: het enige verschil dat ertoe doet het verschil tussen schepper en schepsels. Als het daarentegen gaat over Gods verwachtingen van de geschapen wereld, dán speelt de mens een unieke rol. Die leidende, heersende rol die de mens krijgt toebedeeld is niet voor zijn eigen gerief of naar eigen goeddunken in te vullen, maar staat in dienst van God. Rechtvaardigheid is daarbij een belangrijk richtsnoer.
Lessen voor vandaag
De mens als potentiële spelbreker van Gods goede schepping – de psalmist van Psalm 104 kan niet hebben voorzien hoe treffend deze tekst eeuwen later zou zijn. Geen mens in de toenmalige wereld had zich ook maar enigszins een voorstelling kunnen maken van de penibele situatie waarin we gekomen zijn.
Dus laten we helder zijn: de psalmist dacht bij ‘zondaars’ en ‘onrechtvaardigen’ niet aan klimaatschade of het uitsterven van diersoorten. Toch legt de psalmist zonder het te weten de vinger bij de zere plek. Want mensen die doen alsof God en zijn regels er niet toe doen, zijn die niet van alle tijden? Wie zijn die mensen vandaag? Het liefst zou je naar anderen wijzen. Maar horen we niet bij het welvarende deel van de mensheid dat zich de aarde grotendeels heeft toegeëigend?
Prof. dr. Matthijs de Jong is Hoofd Vertalen en Bijbelwetenschap bij het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap en bijzonder hoogleraar Bijbelvertalen aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Bronvermelding
Matthijs de Jong, ‘Groene lessen uit de Psalmen’ in Met Andere Woorden 41/online (22 oktober 2022), debijbel.nl/berichten/groene-lessen-uit-de-psalmen.
Geraadpleegde literatuur
- Richard Bauckham, ‘Joining Creation’s Praise of God’ in: Ecotheology 7/1 (2002), 45-59.
- William P. Brown, ‘“Deep Calls to Deep.” The Ecology of Praise in the Psalms’ in: Hilary Marlow en Mark Harris (red.), The Oxford Handbook of The Bible and Ecology, Oxford 2022, 166-183.
- Trees van Montfoort, Groene Theologie, Middelburg 2019.
- Voor de encycliek van Paus Franciscus, Laudato Si’ uit 2015, zie laudato-si.nl
.