Geen vrede zonder recht
De waarschuwing van de profeten
Matthijs de Jong
In dit artikel onderzoekt Matthijs de Jong op welke manier de boodschap van de Bijbelse profeten relevant is voor vragen in onze tijd rond milieu, klimaat en uitputting van de aarde. Deze studie vormt een inleiding bij het webinar over de profeten in de serie ‘Hoe groen is de Bijbel?’
Meer informatie over de webinarserie ‘Hoe groen is de Bijbel?’
Waarom de profeten?
Wat hebben de Bijbelse profeten ons te zeggen over milieu en klimaat? Op het eerste gezicht niet veel. De vragen die ons bezighouden speelden niet voor hen. Uitputting en opwarming van de aarde, grootschalige vervuiling, massaal uitstervende diersoorten – de problemen die nu de agenda bepalen waren toen simpelweg niet aan de orde.
Toch zijn er goede redenen om ook vandaag te luisteren naar de Bijbelse profeten. Ik noem er twee.
Allereerst: de huidige crisis is niet alleen een klimaatcrisis. Het is ook een morele en geestelijke crisis. Al decennialang doet het welvarende deel van de mensheid niet wat nodig is om de crisis te bezweren. Door te blijven kiezen voor de korte termijn maken we de situatie eerder erger dan beter. Je kunt je dus afvragen of het wel echt doordringt wat er op het spel staat. Precies dát willen de profeten het volk Israël duidelijk maken: wat er op het spel staat. Dat alles wat je hebt of meent te hebben verloren kan gaan. En dat het daarom van het grootste belang is dat we individueel en collectief onze situatie en ons gedrag eerlijk onder ogen zien. Zoals de profeten Israël wakker schudden, zo is er ook reden om mensen vandaag wakker te schudden.
En er is, denk ik, nog een tweede overeenkomst. De Bijbelse profeten stellen sociale misstanden aan de kaak. Zij zien uitbuiting en oneerlijke zelfverrijking als een gif dat de bodem doortrekt. Hier ligt een parallel met onze tijd. Het wordt breed erkend dat de klimaatproblemen verweven zijn met wereldwijde economische onrechtvaardigheid. Paus Franciscus benadrukt dit verband in zijn encycliek Laudato si’ uit 2015: de noodkreet van de aarde en de noodkreet van de armen klinken tezamen en we moeten onze oren voor beide openen. Zonder recht geen vrede!
Ik ga in deze studie daarom nader in op de boodschap van de Bijbelse profeten. En ik doe dat in gesprek met het boek Hoe handel ik eerlijk, geschreven door Matthias Olthaar en Paul Schenderling (Skandalon 2021).
Aanklacht tegen sociaal onrecht
Met name Jesaja, Amos en Micha klagen de heersende klasse aan. Ze stellen het onrecht scherp aan de kaak. Ik begin met enkele typerende passages, geciteerd uit de NBV21:
Zesvoudig wee over de onrechtvaardigen
Reconstructie van de situatie
De profeten leggen niet uit wat er nou precies aan de hand was. Dat was niet nodig want hun tijdgenoten begrepen het maar al te goed. Voor ons is dat een probleem: wij kennen de omstandigheden niet waarop de kritiek reageert. Daarom hier een reconstructie, gebaseerd op recent historisch onderzoek. De profeten reageren met hun kritiek op grootschalige landonteigening die in hun tijd plaatsvond. De profeten beschouwden het als landroof en verzette zich daar fel tegen. Het gebeurde in de koningentijd, globaal tussen de negende en zevende eeuw voor Christus.
In een notendop was dit het proces: De macht van de centrale politieke staat nam zienderogen toe, en daarmee ook de belasting voor de boeren. De koning en de heersende elite eiste belasting op om de hofhouding te bekostigen, het staatsapparaat, het leger, en om buitenlandse handel te kunnen bedrijven. Om meer surplus (overschot) te creëren moesten boeren omschakelen op een grootschaliger productie van graan, olijven en druiven. Tot dan toe draaide het traditionele boerenleven om diversiteit – naast graan, olijven en druiven verbouwde men ook groenten en vruchten en hield men dieren. Alles kleinschalig en grotendeels zelfvoorzienend. Nu kwam de landbouw in een stroomversnelling van grootschaliger en eenzijdiger productie en technische innovatie.
Kijk je vanuit de koning en de elite (zo’n 2% van de bevolking in die tijd) en vanuit het politieke belang van de staat, dan kun je spreken van een bloeitijd. De koninkrijken Israël en Juda werden opgenomen in de vaart der volkeren. De buitenlandse handel floreerde. De elite profiteerde. De steden werden groter en machtiger.
Kijk je echter naar de kleine boerenfamilies dan voltrekt zich een stille ramp. De traditionele landbouw kon slechte jaren opvangen, maar de gedwongen overgang naar belastbare gewassen bracht grote risico’s mee. In slechte jaren kon men nauwelijks overleven, laat staan voldoen aan de belastingverplichtingen. Dit leidde tot belastingschuld en vervolgens tot grondverlies. Boeren werden dagloners, families in dorpen verarmden, de machtige klasse rond de koning veranderde in grootgrondbezitters, familiegrond veranderde in kroondomeinen. Terwijl de plaatselijke boerengemeenschappen geleid door hun oudsten traditioneel hun eigen zaken behartigden, kwam het land en de macht nu in handen van een stedelijke elite op afstand. Ver van hun landerijen besloten zij over het lot van de arme bevolkingsgroepen.
Door de diversiteit van gewas werd het hele agrarische jaar benut. Daarnaast vormden dieren een buffer: in goede jaren werden ze vet, in slechte jaren werden ze gegeten. Bovendien kenden kleinschalige boerengemeenschappen vaak een solidariteitssysteem met de mogelijkheid van lenen (van zaad of voedsel) zonder rente.
In het noordelijke koninkrijk Israël begon dit proces in de negende eeuw en kwam het tot zijn hoogtepunt in de achtste eeuw. Dat was de tijd waarin Amos optrad. In de tweede helft van de achtste eeuw kwam Israël in de macht van het Assyrische rijk. Dat versterkte het hier beschreven proces. Meer internationalisering, meer handel, en door het tribuut (belasting) dat Assyrië eiste, kwam er nog meer belastingdruk op de boeren en daarmee nog meer risico om in een slecht oogstjaar alles kwijt te raken. Het zuidelijke Juda liep in deze ontwikkelingen ongeveer een eeuw achter op Israël.
In Juda begon het in de achtste eeuw, met een hoogtepunt in de zevende. In essentie voltrok zich hier hetzelfde proces. Het succes van de staat werd betaald door de boeren, zíj droegen het risico van de landbouwomschakeling. Ook hier vond landonteigening plaats en ontstond een toenemende kloof tussen arm en rijk.
Kritiek van de profeten
De profeten verzetten zich fel tegen deze landroof. Omdat die oneerlijk en onrechtmatig was. En ook nog om een andere reden. Anders dan nu was het land toen geen vanzelfsprekend verhandelbaar goed. Het land gold als Gods eigendom (Leviticus 25:23). Hij had het de stammen en families van Israël in bezit gegeven. In bruikleen, want God bleef eigenaar. Idealiter zou iedere familie van zijn land moeten kunnen leven. In geval van nood zou het land tijdelijk van bezitter mogen veranderen, maar niet definitief. Of dit ideaal volledig in praktijk werd gebracht is onzeker. In elk geval werd het in de hier beschreven periode overruled door een kille economische wet: belastingschuld betekent landverlies. Het is volgens de regels, zei de elite. Nee, zeiden de profeten, jullie hebben de regels vervalst, dit is simpelweg het recht van de sterkste. ‘Het ligt in hun macht’ zegt Micha (2:1-2).
Zie het bekende verhaal van de wijngaard van Nabot in 1 Koningen 21 voor deze samenhang.
Als je de hierboven geciteerde teksten nogmaals leest met deze reconstructie in je achterhoofd, zie je dat de profeten fulmineren tegen het onrecht en het fraaie verhaal van de elite ontmaskeren. En bedenk: het is niet alleen het verhaal van de toenmalige rijken. Ook vandaag nog geldt deze periode als ‘bloeitijd’ van Israël en Juda: groei, ontwikkeling, politieke staten die meetelden. De profeten wijzen op de keerzijde van die groei. Hun punt is niet dat groei verkeerd is of dat armen sowieso beter zijn dan rijken. Hun punt is dat bij de nieuwe ontwikkelingen Gods eis van recht en gerechtigheid met voeten wordt getreden.
Eén nuancering bij het bovenstaande verhaal. We hebben de sociale kritiek van de profeten uitgelicht, maar die kritiek stond niet op zichzelf. We moeten ons de profeten niet voorstellen als marxisten avant la lettre. Hun sociale kritiek was verweven met religieuze kritiek en ook met politieke kritiek.
Publicatie: Hoe handel ik eerlijk
De publicatie Hoe handel ik eerlijk door Mathias Olthaar en Paul Schenderling uit 2021 gebruikt de profetische teksten en de situatie van toen (zoals hierboven uiteengezet) als een spiegel voor wat er vandaag op een wereldwijde schaal plaatsvindt. Dat is volgens de auteurs in de kern hetzelfde proces alleen nu op een oneindig veel grotere schaal. Natuurlijk valt er iets op die stelling af te dingen omdat de omstandigheden toen en nu compleet verschillend zijn. Toch tonen de auteurs overtuigend aan dat er een paar principiële overeenkomsten zijn:
- 1.De risico’s en bijkomende schade van groei, schaalvergroting en vooruitgang worden niet evenredig verdeeld maar worden zoveel mogelijk bij de armen gelegd.
- 2.Achter wat op papier goed geregeld lijkt, gaan misstanden schuil, die toegedekt worden. De zaak wordt anders voorgesteld dan die is.
- 3.De fysieke afstand tussen rijk en arm maakt de uitbuiting onpersoonlijk en onttrekt alles aan het zicht.
- 4.Wie aan de gunstige kant staat neemt de situatie voor vanzelfsprekend aan: het is heel moeilijk om de ogen van de rijken te open voor het onrecht waaraan ze bijdragen.
In het webinar over de profeten (op 25 oktober 2022) zal Paul Schenderling hier meer over vertellen.
Meer informatie over de webinarserie ‘Hoe groen is de Bijbel?’
Samenhang van moraal en natuur
De kritiek van de profeten op sociale misstanden van hun tijd is nog steeds actueel. Maar hebben de profeten daarnaast ook iets te zeggen over de natuur dat voor vandaag relevant is?
De moderne ecologie leert ons oog te krijgen voor het onderlinge verband dat er is tussen alle vormen van leven, waaronder de mens, en hun natuurlijke leefomgeving, de wereld van de natuur. Daarin hangt alles met alles samen. Met het verstoren van ecosystemen zal de mens dan vroeg of laat ook zijn eigen habitat te gronde richten. Dat is de ecologisch wijsheid van vandaag.
Ook de Bijbelse profeten gaan uit van een samenhangend geheel, maar bij hen ziet dat er anders uit. Het draait om de drievoudige relatie tussen God, de mens en de natuur. De samenhang die de profeten zien is die tussen moreel juist gedrag en het floreren van het land. Bij moreel goed gedrag is het land vruchtbaar en is het leven goed. Terwijl rechtsverkrachting, uitbuiting en verdrukking leiden tot droogte, teloorgang en vernietiging van het land. Die samenhang komen we overal in het Oude Testament tegen.
Vanuit de wetenschappelijke kennis van vandaag zou men dit oudtestamentische denken misschien achterhaald kunnen noemen. Tegelijk is het de vraag of de moderne benadering van de werkelijkheid, waarbij het morele en geestelijke leven en het natuurlijke, fysieke leven als gescheiden werelden worden gezien, niet een doodlopend spoor is.
Maar de profeten gaan nog een stap verder met hun doembeelden en schetsen hoe de natuurlijke crisis overgaat in een kosmische crisis: ont-schepping, terugkeer naar een onleefbare wereld. Wat resteert is de jammerklacht van de aarde om wat de mensen hebben aangericht.
Als de menselijke habitat verwoest wordt als gevolg van onrecht en geweld, krijgt de wildernis vrij spel. In de ruïnes van wat ooit de stad was huizen nu jakhalzen. Het zijn in het Oude Testament twee werelden die elkaar uitsluiten. Enerzijds het beloofde land, vruchtbaar en veilig, anderzijds de woestenij waarin geen mens kan leven. Bedenk daarbij: het moderne ecologische inzicht dat we de woestenij juist moeten beschermen als integraal deel van het leven op onze planeet, was (begrijpelijkerwijs) totaal vreemd aan de Bijbelse tijd. Toch heeft de woestenij een plek in de beelden van de profeten. Hoe woest en onherbergzaam en onleefbaar die wildernis ook is voor de mens, ze is met God verbonden. Als de mensen het laten afweten, nemen de wilde dieren het over. Gods wereld is groter dan die van de mens. Dat is een Bijbelse wijsheid om in gedachten te houden.
Zie Jan J. Boersema, ‘De val en de wolf’, in: Met Andere Woorden 41/2 (2022), 18-21.
Kosmische orde
De profetische aanklachten verwijzen naar een door God ingestelde orde uit. Die orde houdt in dat iedereen – volken, maar ook individuen, dieren, natuurkrachten – zich moeten houden aan de door God gestelde grenzen. Kosmische grenzen, natuurlijke grenzen en morele grenzen: samen vormden die de orde die zorgt voor een staat van harmonie of vreedzame co-existentie. Er wordt naar die orde verwezen in Jeremia 8:7:
De meest uitgebreide passage over die orde vinden we in Jesaja 24:3-6:
Gods orde wordt hier aangeduid als het eeuwig verbond (je denkt dan ook al snel aan Genesis 9:9-17, waar God spreekt van een eeuwig verbond met de aarde). Het beeld van een kosmische orde die al het leven in stand houdt, was al een oude gedachte. We komen die tegen in de Bijbel, maar ook daarbuiten in de omringende culturen. Daarbij valt één ding op. Over het algemeen geloofde men dat de orde-der-dingen door rituelen in stand werd gehouden. Dat zie je terug bij de grote beschavingen van Egypte en Mesopotamië. De tempel was de beslissende plaats omdat daar de rituelen voltrokken werden. De Bijbelse profeten vertellen een ander verhaal. Niet rituelen en offers vormen de sleutel, maar recht en gerechtigheid. Ethisch gedrag houdt de wereld in stand. Zie bijvoorbeeld in Jesaja 33:15-16:
Het land speelt dus een grote rol bij de profeten als een barometer van het morele leven: het land gedijt op recht en gerechtigheid en treurt en verwelkt onder sociale misstanden.
Natuur als productiefactor
Daarmee dacht ik dat ik er wel was, maar Paul Schenderling wees me erop dat ik het belangrijkste nog was vergeten. Als de profeten érgens oog voor hebben dan is het voor het land als productiefactor. De natuur als productiefactor wordt in het Oude Testament benoemd met het woord sadee, veld, akker. Het veld/de akker brengt alle materialen en voedingsstoffen voort die mensen nodig hebben. Naast bewerkbare grond is er als tweede productiefactor: arbeid. Die twee samen vormen de basis voor de economie. En het opvallende is, dat die twee in samenhang worden genoemd bij de profeten. In Jesaja 5:8 en Micha 2:1-2 worden zowel ‘huis’ (beet) als ‘veld’ (sadee) genoemd. Het ‘huis’, het fysieke onderkomen, staat symbool voor arbeid. Niet allen is het huis verreweg het meest arbeidsintensieve product dat er bestaat, maar ook verwijst het naar de mensen die er wonen, de familie. Het verbod om ‘huis en veld’ toe te eigenen, is een verbod om de arbeid van een ander huishouden toe te eigenen én een verbod om de natuur waar een ander huishouden van afhankelijk is toe te eigenen. Bewerkbare grond en arbeid – dat zijn ook vandaag nog twee cruciale factoren om een leven te kunnen opbouwen. Beroof je iemand van één van de twee, dan ontwricht je zijn leven. Beroof je iemand van beide, dan is het ontwrichting in het kwadraat. Dat is wat de profeten aan de kaak stellen.
In Hoe handel ik eerlijk stellen Matthias Olthaar en Paul Schenderling de vraag in hoeverre wij ons die profetische kritiek moeten aantrekken. De globale schaal zorgt ervoor dat misstanden aan ons zicht onttrokken worden. Toch is het volgens deze economen in de kern hetzelfde proces. De consumptie in rijke landen gaat samen op met productie in arme landen. En de arbeiders die voor die productie worden ingezet, leven voor het overgrote deel in diepe armoede, als dagloners. En daar komt nog die tweede factor bij: die grootschalige productie gericht op consumptie (en overconsumptie) in rijkere landen legt beslag op het leefgebied van miljoenen mensen vooral in landen rond de evenaar.
Dit is geen vrolijk verhaal. Moeten we het daar echt over hebben? Als ik denk aan Jesaja of Micha dan vrees ik van wel.
Fulmineren
Als laatste punt nog even over de toon waarop de profeten spreken. Zo’n felle toon wekt vaak irritatie op. Dat zien we vandaag trouwens ook. Je hoort het mensen zeggen over bijvoorbeeld Greta Thunberg: ‘Ze zegt de dingen altijd zo irritant …’ Waarschijnlijk zeiden mensen indertijd hetzelfde over Jesaja, Amos en Micha. Waarom spreken de profeten op zo’n woedende toon? Daarmee jaag je iedereen tegen je in het harnas. Kom je niet veel verder met het positieve verhaal? Dat is wel de marketingwijsheid van vandaag.
Het punt is dat de profeten twee dingen moesten zien te doorbreken met hun woorden. Ten eerste de schijnwerkelijkheid die was opgebouwd door de machthebbers. Bijna niet van echt te onderscheiden. In die wereld lijkt alles legaal en volgens de regels te verlopen. Maar het is een wereld van leugen en bedrog. Zelfgemaakte regels, eigenrichting en scheve verhoudingen. Alles wordt witgewassen in de tempel. Vandaar dat de profeten zich ook fel keren tegen de religieuze hypocrisie, de leugen die voor vroomheid doorgaat. Om heel die schijnwereld te ontmaskeren werkt alleen een harde, confronterende boodschap. Ten diepste is het Gods emotie die de profeten vertolken.
Denk aan Jeremia die de leugens van zijn tijd ontmaskert: ‘De priesters en profeten liegen allemaal. Ze zeggen dat er niets aan de hand is, maar mijn volk gaat een vreselijke ramp meemaken! “Alles gaat goed,” zeggen ze, “alles gaat goed!” (sjalom, sjalom). Maar het gaat helemaal niet goed! (we-een sjalom!)‘ ‘Geen vrede (sjalom) zonder recht’. Dat is de kortste samenvatting van wat de profeten zeggen.
Jeremia 8:10-11, Bijbel in Gewone Taal.
Het tweede dat de profeten met hun woorden moeten zien te doorbreken is de lijdzaamheid van de mensen. Men staat erbij en kijkt ernaar. De dingen gaan nu eenmaal zoals ze gaan. De passiviteit van de omstanders moet doorbroken worden. De verrotting van de samenleving moet worden tegengegaan anders zal iedereen er de gevolgen van ondervinden. Om de apathie te doorbreken gebruiken de profeten choquerende taal en dreigende beelden. Wie het hoort huivert ervan. Alles wat dierbaar is zal te gronde gaan want het leven is in de kern aangetast.
Vroeger las men de profetische woorden vaak als voorspellingen. Dat waren ze niet. Het waren dreigende woorden bedoeld om de mensen tot daden aan te zetten. En het lijkt erop dat dat soms ook gebeurde.
Zie Wim de Bruin, ‘Micha en het failliet van de maakbaarheidsgedachte. Micha 6:14-15: onheilsprofetie als mogelijkheid’.
In Jeremia 26:18-19 wordt beschreven hoe Jeruzalem gespaard bleef doordat Hizkia tot inkeer kwam. Denk ook aan de inkeer van Nineve in het boek Jona.
Ideaalbeeld
Het zijn vooral de profetische tirades die in het oog springen. Toch bevatten de boeken van de profeten ook een positieve boodschap. Het doel is niet een volk dat zich wentelt in spijt en schuld, het doel is een nieuw Israël waarin bloei ook werkelijk bloei is zonder bloed en roof. De profeten zijn geen planeconomen die armoede willen uitbannen. Ze willen een samenleving volgens Gods standaard van recht en gerechtigheid. Solidariteit in plaats van onverschilligheid, betrokkenheid in plaats van uitbuiting. Dit Israël zal rijk zijn, maar vooral op een niet-materiële manier. Rijk door Gods nabijheid.
Veel van deze positieve teksten zijn – volgens een gebruikelijk uitleg – pas in een later stadium aan de groeiende collecties van profetenwoorden toegevoegd, maar dat maakt die teksten niet minder belangrijk.
Daarmee kom ik nog één keer terug bij het boek Hoe handel ik eerlijk. De auteurs doen een mooie poging om ook dit profetische ideaalbeeld in hun boek te verwerken. Het ligt in onze tijd sterk voor de hand om alle veranderingen die nodig zijn voor een eerlijker wereld en een betere omgang met natuur en milieu uit te drukken in termen van minder: we moeten minder consumeren, minder verbruiken, minder luxe leven, minder vlees eten, minder vliegen, etc.
Maar dit boek kiest nadrukkelijk voor het perspectief van meer: een bewuster en vervulder leven, meer saamhorigheid, meer aandacht voor het goede, meer dankbaarheid, meer geestelijke rijkdom. Je kunt dat afdoen als naïef en wereldvreemd, maar dan zou je datzelfde kunnen zeggen over het ideaalbeeld dat de profeten ons voorhouden. Eerder zou ik het aanstekelijk noemen. Maar het dwingt je wel tot een keuze. En daarmee komen we misschien wel bij de kern van de Bijbelse profeten: hun woorden zijn niet bedoeld om vrijblijvend te lezen. Dat waren ze toen niet en dat zijn ze nu ook niet. Ze stellen ons voor een keuze.
Prof. dr. Matthijs de Jong is Hoofd Vertalen en Bijbelwetenschap bij het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap en bijzonder hoogleraar Bijbelvertalen aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Bronvermelding
Matthijs de Jong, ‘Geen vrede zonder recht. De waarschuwing van de profeten’ in: Met Andere Woorden 41/online (15 oktober 2022), debijbel.nl/bericht/geen-vrede-zonder-recht.
Geraadpleegde literatuur
- John Barton, ‘Reading the Prophets from an Environmental Perspective’ in: D. Horrell, C. Hunt, C. Southgate, F. Stavrakopoulou (red.), Ecological Hermeneutics: Biblical, Historical and Theological Perspectives, New York 2010, 46-55.
- Jan J. Boersema, ‘De val en de wolf’ in: Met Andere Woorden 41/2 (2022), 19-21.
- Wim de Bruin, ‘Micha en het failliet van de maakbaarheidsgedachte. Micha 6:14-15: onheilsprofetie als mogelijkheid’ in: Met Andere Woorden 41/2 (2022), 47-57.
- Marvin L. Chaney, ‘The Political Economy of Peasant Poverty. What the Eighth-Century Prophets Presumed but Did Not State’ in: Ronald A. Simkins en Thomas M. Kelly (red.), The Bible, the Economy, and the Poor, Journal of Religion & Society Supplement 10
, 2014. - Zev I. Farber en Jacob L. Wright (red.), Archaeology and History of Eight-century Judah, Atlanta 2018.
- Matthijs J. de Jong, Isaiah among the Ancient Near Eastern Prophets, Leiden 2007.
- Hilary Marlow, ‘Justice for whom? Social and Environmental Ethics and the Hebrew Prophets’ in: Katharine Dell (red.), Ethical and Unethical Behaviour in the Old Testament, New York / Londen 2010.
- Matthias Olthaar en Paul Schenderling, Hoe Handel ik Eerlijk, Middelburg 2021.
- Assaf Yassur-Landau, Eric H. Cline, Yorke M. Rowan, The Social Archaeology of the Levant. From Prehistory to the Present, Cambridge 2019.