Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
3 mei 1982

Dwars op ons denken

J.J. van Capelleveen

De boodschap van de Bijbel staat dwars op ons menselijk denken. De Bijbel wordt door velen daarom als een ‘moeilijk boek’ beschouwd. Jezus zei in de Bergrede: ‘Wie u een slag geeft op de rechterwang, keer hem ook de andere toe’ (Matteüs 5:39 NBG-Vertaling-1951). Paulus combineert de Psalmen 143 en 14 en citeert: ‘Niemand is rechtvaardig, ook niet één, er is niemand, die verstandig is, niemand, die God ernstig zoekt; allen zijn afgeweken, tezamen zijn ze onnut geworden’ (Romeinen 3:10-12). Laten we eerlijk zijn, die uitspraken roepen ook bij ons talloze ‘maren’ op. Ze zijn voor ons ‘onbegrijpelijk’.

Een poging om de Bijbel voor de mens van vandaag ‘begrijpelijker’ te maken, zoals dat gebeurt in de komende Bijbel in omgangstaal, stuit bij sommigen op verzet. Deze mensen zijn vuurbang dat juist dat aspect van de Bijbel, dat dwars-staan op ons menselijk denken, wordt wegvertaald.
Al te gemakkelijk wordt dan over het hoofd gezien dat de hedendaagse Bijbellezer te kampen heeft met drie problemen.

De taal

In de eerste plaats is daar taalprobleem. Wie de Bijbel nooit anders heeft gelezen dan in de vertalingen die nu in de protestantse kerken worden gebruikt, is eraan gewend dat de boodschap tot hem komt in de taal van het verleden.

De Statenvertaling dateert immers al uit 1637. Die vertaling is taalkundig wel wat bijgeschaafd in de Editie 1977. We struikelen nu niet meer over woorden die in onze vocabulaire niet voorkomen of die iets heel anders betekenen dan de vertalers toen bedoelden. Toch blijft het een Bijbel in de taal van de zeventiende eeuw.

Daarmee vergeleken is de Vertaling-1951 van het NBG doorgaands niet zo’n geweldige stap vooruit. De vertaling werd wel in 1951 gepubliceerd, maar de taal ervan is op zijn minst vooroorlogs, de taal van de jaren twintig.
Aan die vertaling werd immers in 1927 begonnen door mensen van zeker middelbare leeftijd, dat wil zeggen op een leeftijd waarop hun taal zich niet meer zo gemakkelijk laat veranderen. Daar kwam bij dat het bestuur van het Nederlands Bijbelgenootschap hun de pin op de neus had gezet: De nieuwe vertaling mocht niet te drastisch afwijken van de Statenvertaling.
Het gevolg is dat protestanten vaak onbewust de Bijbel zijn gaan identificeren met de taal van hun overgrootouders. Bijbeltaal is identiek met verouderde taal. Dat zijn we gewend en zo hoort het. Geen wonder dat ‘een buitenkerkelijke jongen over het nieuwe testament in omgangstaal ‘Groot Nieuws voor U’ eens opmerkte: “Dit kan de Bijbel niet zijn, want dit kan ik begrijpen.” In zijn ogen was de Bijbel een verouderd en onaantrekkelijk boek.

We vergeten dan dat de Bijbel in eerste instantie in het geheel niet als de Statenvertaling of de Vertaling-1951 op de eerste christenen overkwam. Zeker niet het nieuwe testament. Dat is niet geschreven in het klassieke Grieks van die tijd, maar in koine Grieks, dat wil zeggen: de taal van toen die de mensen in de omgang met elkaar gebruikten. En dat geldt ook voor grote gedeelten van het Hebreeuwse oude testament.

Naarmate de vertaling van de Bijbel verder van ons komt af te staan, verliezen zijn woorden aan kracht. Ze verwekken minder ergernis. Een nieuwe en begrijpelijker vertaling van de Bijbel kan de boodschap van de Bijbel juist directer op ons doen overkomen, maar zal ook eerder irriteren. We kunnen ons niet langer verschuilen achter de schoonheid van grootvaders taal en zijn stoere zeggingskracht bewonderen. We worden gedwongen te reageren.

De cultuur

Een tweede barrière voor de Bijbellezer wordt opgeroepen door het feit dat de Bijbel ontstaan is in een heel andere cultuur dan de onze.

Het grootste probleem ligt niet bij het feit dat de Bijbel zo’n totaal andere levenssituatie beschrijft. Ook al hebben wij nog nooit iemand met de hand tarwe zien zaaien, toch begrijpen we best wat bedoeld wordt als we lezen: ‘Een zaaier ging uit, om zijn zaad te zaaien! (Lucas 8:5, Statenvertaling). Het wordt al wat moeilijker als gesproken wordt over ‘ongedesemde broden’ of ‘zij… maakten zich loofhutten, ieder op zijn dak! (Nehemia 8:17, Vertaling-1951). Maar tekeningen en foto’s kunnen die problemen al snel wegnemen.

Een veel groter probleem is dat iedere cultuur zijn stempel drukt op de taal, vooral ten aanzien van bepaalde uitdrukkingen. Wij spreken van ‘in een andere versnelling overschakelen’, terwijl onze grootouders zeiden ‘er een schepje bovenop doen’. De eerste uitdrukking is ontleend aan het autorijden, de tweede aan de oude stoomlocomotief waarin het vuur opgestookt moest worden.

Zo bevat de Bijbel in zijn oorspronkelijke talen ook talloze uitdrukkingen, ontleend aan de wereld van toen, die voor ons lang niet altijd helder zijn. Zo roept Job uit (in hoofdstuk 16:7, Statenvertaling) ‘Gij hebt mijn ganse vergadering verwoest.’ We kunnen ons daar nauwelijks iets bij voorstellen. Die woorden worden al duidelijker in de Vertaling-1951 waar staat: ‘Gij hebt mijn gehele gezin uiteengeslagen.’ In de komende Groot Nieuws Bijbel wordt dat nog duidelijker: ‘Mijn hele gezin hebt u uitgeroeid.’ Twee hoofdstukken verder (18:15, Statenvertaling) zegt Bildad: ‘zijn woning zal met zwavel overstrooid worden.’ De Vertaling-1951 maakt die zin nauwelijks begrijpelijker: ‘zwavel wordt over zijn woning gestrooid.’ Het beeld is ontleend aan het feit dat toen het huis van een lepralijder met zwavel ontsmet werd. Daarom zegt de komende Groot Nieuws Bijbel: ‘Huis en erf worden ontsmet met zwavel, zodat men er weer kan wonen.’
Soms kunnen zulke gezegdes uit die tijd ons zelfs op een dwaalspoor brengen. Als Elifaz vraagt: ‘kan Hij richten door de donkerheid heen?’ (Job 22:13, Vertaling-1951), zien veel mensen God staan met een geweer in zijn hand. Daarom vertaalt de Groot Nieuws Bijbel: ‘Kan hij dwars door het donkere wolkendek kijken en dan een oordeel vellen?’

Toch kunnen eigentijdse beelden en uitdrukkingen lang niet alle problemen oplossen. In Jeremia 19:13 lezen we in de Vertaling-1951 over ‘al de huizen op welker daken men offers heeft ontstoken voor het gehele heer des hemels en plengoffers heeft geplengd voor andere goden.’ Dit is geen beeldspraak, maar een situatiebeschrijving.

Om die zin te kunnen begrijpen moeten we wel iets afweten van de godsdienstige gebruiken. We kunnen de zin duidelijker maken door te zeggen, zoals de Groot Nieuws Bijbel zal doen: ‘Want men heeft op de daken wierook gebrand voor al de sterren aan de hemel en wijnoffers gebracht aan andere goden.’ Maar het blijft een historische beschrijving en de cultuurbarrière blijft bestaan.

Dat probleem kan de beste Bijbelvertaler ter wereld niet wegnemen. Het kan alleen opgelost worden door bij de Bijbeltekst verklarende aantekeningen, tekeningen en foto’s, inleidingen, registers en kaartjes op te nemen, om de enorme afstand tussen de cultuur van toen en die van nu wat te overbruggen. Ook zo kan de Bijbeltekst voor de lezer van vandaag begrijpelijker worden. Maar ook dan nog blijft waar wat in Lucas 18:34 (GNvU) staat: ‘Maar de leerlingen begrepen er niets van; de betekenis van deze woorden bleef voor hen duister; ze wisten niet waar hij het over had.’

Het skandalon

De meest eigentijdse vertaling van de Bijbel neemt het ‘skandalon’ niet weg. De boodschap blijft voor mensen een moeilijk te verteren boodschap. Want de boodschap zelf, de inhoud van de woorden, mogen niet aangepast worden aan de moderne mens.

In omgangstaal (GNvU) zegt Jezus: ‘Als iemand u op de rechterwang slaat, draai hem dan ook de linkerwang toe.’ En Paulus zegt nog steeds, alleen nu nog duidelijker: ‘Er is niemand die rechtvaardig is, geen mens; niemand die verstandig is, niemand die God zoekt. Ze zijn allemaal van God afgedwaald, ze deugen nergens meer voor.’ Duidelijker kan niet, maar het blijft wel ‘onbegrijpelijk!

Daar ligt de derde barrière. De taalbarrière mogen en moeten we zoveel mogelijk wegnemen. De cultuurkloof moeten we als Bijbelgenootschappen proberen te overbruggen. Juist dan stuiten we zoveel te heviger op het feit dat de boodschap van de Bijbel dwars staat op het menselijke denken. En die barrière kan alleen genomen worden als de heilige Geest doet aan ons wat hij deed aan de Emmaüsgangers: ‘De ogen gingen hun open! (Lucas 24:31, GNvU).

Bronvermelding

J.J. van Capelleveen, ‘Dwars op ons Denken’ in: Met Andere Woorden 1/3 (1982), 14-16.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons