De hemel: waar is dat?
Een jonge moeder vertelde mij eens over het probleem van haar dochtertje nadat haar konijn was doodgegaan. Het dier werd begraven in de tuin. Maar hoe moest Witje nu in de hemel komen? Terwijl haar moeder de lastige kindervraag nog stond te overpeinzen, bedacht dochterlief het antwoord zelf al: ‛O, er stond natuurlijk een onzichtbaar laddertje boven het grafje, en zo kon Witje gewoon naar boven klimmen!’ Een simpeler uitleg van ‛hemelvaart’ valt nauwelijks te bedenken.
De hemel moet blijven!
Voor volwassenen blijkt het lastiger. Waar gaat dat over, als we over Jezus lezen: ‛Terwijl hij hen zegende, ging hij van hen heen en werd opgenomen in de hemel’ (Lucas 24:51)? De ruimtevaart heeft het denken over de hemel veranderd. En toch: we willen die hemel niet kwijt. Dat een uniek mens zomaar kan verdwijnen kunnen we niet goed verdragen. Een overleden kind wordt een mooie vlinder, een overleden oma een sterretje. Zij leven en spelen bij God. Jezus heeft zijn leerlingen beloofd dat zij eens ook zullen zijn waar Hij is en dat Hij hen persoonlijk zal komen ophalen (Johannes 14:3). Wat een prachtige gedachte: opgehaald worden door iemand die je al is voorgegaan en de weg weet.
De hemel in visioenen
Maar waar is die hemel? Jakob droomt ervan (Genesis 28:10-22). Slapend in het open veld ziet hij een brede stenen trap vanaf de aarde tot aan de hemel. En engelen klimmen tegelijkertijd op en af. Een beeld dat ook Jezus aanhaalt (Johannes 1:51). Profeten hebben hemelse visioenen: Jesaja ziet God op een troon omgeven door gevleugelde wezens (Jesaja 6) en Ezechiël weet niet wat hij ziet! Het is blauw als lapis lazuli, iets dat leek op een troon en God lijkt daarboven te verschijnen (Ezechiël 10:1).
Jezus tekent de hemel in zijn gelijkenissen. De hemel begint al op aarde en is als een groot bruiloftsfeest (Matteüs 22:1-14), als een maaltijd waarbij ook Abraham, Izaäk en Jakob zullen aanliggen (Matteüs 8:11), als een schat, verborgen in een akker (Matteüs 13:44). Volgens Paulus zijn de gestorvenen als supporters in een stadion, die ons aanmoedigen bij de wedloop van ons leven (Hebreeën 12:1-3). Johannes droomt van een bruiloftsfeest en een stad van goud (Openbaring 19:7; 21:21).
Herkennen wij elkaar in de hemel?
Kortom: de Bijbel geeft nergens een werkelijke beschrijving van de hemel, maar slechts gedroomde schetslijnen. Het is minstens zo mooi als een bruiloftsfeest, minstens als een Jeruzalem van goud. En al die beelden zijn tijdsbepaald. Het was het allermooiste dat men zich toen kon voorstellen. De Bijbelschrijvers nodigen uit tot dromen. Je droomt dat je weer naast je liefste staat die overleden is. Een kind droomt dat zijn overleden broertje samen met Jezus op de Playstation speelt. Maar herkennen we elkaar daar dan? Stel dat je daar je ex weer tegenkomt? Herkennen moet dus wel anders zijn (Lucas 20:34-36). In elk geval moet het wel passen bij het beeld van de hemel als het mooist denkbare. Een wereld van licht, vrede en geluk. Mooi is wat Jezus zegt over dat weerzien: ‘Ik zal jullie terugzien, en dan zul je blij zijn, en niemand zal je je vreugde afnemen’ (Johannes 16:22). Ook Jezus zelf blijkt veranderd te zijn na zijn opstanding en wordt niet altijd herkend (Lucas 24:16-19; Johannes 21:4).
Wanneer komen we daar?
Zit er dan geen tijd tussen sterven en het binnengaan in de hemel? Als de moordenaar aan het kruis aan Jezus vraagt aan hem te denken in de hemel, antwoordt Jezus: ‛
De hemel hier of daar?
In deze vreemde coronatijd kan snel de gedachte opkomen:
geef mij nu de hemel maar. Maar wat de Bijbel ook telkens benadrukt is dat de hemel
hier op aarde al begint. De engelen die na Jezus’
Dr. Marjo C.A. Korpel
is Universitair Hoofddocent Oude Testament aan de Protestantse Theologische Universiteit.
Meer weten over Hemelvaart? Lees dan deze blog
Deze blog is gebaseerd op een lezing (‛dromen over de hemel’) gehouden op 6 februari 2020 in Amersfoort, in het kader van de Maand van de Bijbel