De hemelvaart van Jezus
Volgens de Bijbel stijgt Jezus veertig dagen na zijn opstanding verticaal op richting God. Logisch, toch? Want God bevindt zich in de hemel en de hemel bevindt zich boven de aarde. Maar deze voorstelling van zaken staat haaks op het tegenwoordige wereldbeeld. Moeten we Hemelvaartsdag dus maar afschaffen?
De vaste kijkers van De Wereld Draait Door (DWDD) zien ze met de regelmaat van de klok op de buis: gerenommeerde wetenschappers die bij Matthijs van Nieuwkerk aan tafel aanschuiven om het grote publiek bij te praten over de laatste ontwikkelingen in de wetenschap. Bijna letterlijk hangt Matthijs dan – plaatsvervangend voor ons allemaal – aan hun lippen en drinkt de zoete kennis die ze spuien gretig in. We zijn bijna zo ver – zo betogen de heren met een haast religieuze bevlogenheid – dat we snappen hoe het ooit allemaal begonnen is en hoe het universum in elkaar steekt. Er is, zo eindigt het optreden van de heren steevast, nog wel wat geld nodig om het allemaal mogelijk te maken. Maar dat terzijde.
Tja, het behoeft natuurlijk geen betoog dat het Bijbelse hemelvaartverhaal (Lucas 24:50-53
Grieks-Romeinse oudheid
Inderdaad, men wist van bijna elke Romeinse keizer wel te vertellen dat die op het eind van zijn leven vergoddelijkt werd en sindsdien in de tegenwoordigheid van de onsterfelijke goden op de berg Olympus vertoefde. En ook over wonderdoeners en andere krachtpatsers uit die tijd deden zulke verhalen de ronde. Griekse en Romeinse lezers van het evangelie zullen dan ook met een blik van herkenning kennis genomen hebben van wat Lucas over Jezus vertelt. En ze konden het vermoedelijk nog wel waarderen ook: “Meer dan Heracles is hier!” hebben ze misschien gedacht.
Maar naast de rekkelijken waren er ook toen al de preciezen. Die zagen in al die concurrerende verhalen een regelrechte aantasting van de waarheidsaanspraken van het christelijk geloof. Justinus de Martelaar (tweede eeuw n.Chr.) moest zich in allerlei bochten wringen om vol te houden dat de hemelvaart van Jezus toch echt iets anders was dan de talloze mythen die onder de heidenen de ronde deden. Hij bedacht dat al die andere hemelvaartverhalen gewoon duivelse imitaties waren van Jezus’ hemelvaart. Tenminste, als ze van later datum waren. In het geval het om oudere verhalen ging (het merendeel!), dan moesten het wel – zo redeneerde hij – duivelse voorafschaduwingen van Jezus’ echte hemelvaart zijn. Tja, zo kan het dus ook.
Zo’n oplossing overtuigt ons natuurlijk niet meer. En we zullen dus iets anders moeten bedenken, willen we de kloof tussen toen en nu overbruggen en er iets zinnigs over kunnen zeggen. De moeite die wij als moderne lezers hebben met de wel erg plastische beschrijving van Jezus’ laatste afscheid is vaak een belemmering om de teksten in hun eigen(aardig)heid te waarderen en er met passie over te kunnen (s)preken en er iets mee te kunnen doen. Is het mogelijk om zulke teksten te lezen vanuit wat Paul Ricoeur noemt een “post-kritische naïviteit”? Misschien wel. Ik doe een poging.
Oude Testament en vroeg jodendom
Eerst maar eens een korte inventarisatie. In de Hebreeuwse Bijbel is maar tweemaal sprake van een hemelvaart als afsluiting van iemands leven, namelijk bij Henoch (Genesis 5:22-24
Maar die terughoudendheid – of moeten we het naar analogie van “religiestress” misschien “hemelvaartstress” noemen? – zal ook te maken hebben met de gangbare joods-oudtestamentische geloofsvoorstelling dat je na het sterven neerdaalde in het dodenrijk in plaats van opsteeg naar de hemel (vgl. Genesis 3:19
Bovendien was een hemelvaart in de Griekse en Romeinse wereld onlosmakelijk verbonden met de idee van vergoddelijking: iemand die in de hemel werd opgenomen (bv. de keizer, een filosoof van naam of iemand die een bijzondere prestatie had geleverd), werd metterdaad vergoddelijkt en verwierf de status van een onsterfelijke god(heid). En juist dat was een gedachte die in het joods-oudtestamentische en christelijke denken te vuur en te zwaard bestreden werd: er is immers maar één (ware) God (Deuteronomium 6:4
In de joodse literatuur rond het begin van onze jaartelling wordt breed uitgemeten hoe het Henoch allemaal vergaan was voordat hij in Gods tegenwoordigheid werd opgenomen. Hij zou al tijdens zijn leven allerlei visioenen hebben gehad van wat er zich in de hemelse wereld allemaal afspeelde – en wat er daarna gebeurd was en nog zou moeten gebeuren. Na zijn “opname” zou hij een functie als schrijver of secretaris in het hemelse gerechtshof gaan bekleden om uiteindelijk zelfs een rol in het laatste oordeel te spelen.
Dat geldt ook voor Elia. Die wordt onder toeziend oog van Elisa levend en wel in de hemel opgenomen: hij wordt door “een wagen van vuur, met paarden van vuur ervoor, in een stormwind meegevoerd naar de hemel” (2 Koningen 2:11
Mozes, Ezra, Baruch en de rest
In de joodse bronnen uit de eerste eeuw na Christus en daarvoor wordt melding gemaakt van nog een paar andere Bijbelse personen die aan de dood ontsnapt zouden zijn en levend en wel in de hemel waren opgenomen. Maar opnieuw: veel waren het er niet. Zulk soort speculaties deden de ronde over Mozes (wiens graf volgens Deuteronomium 34:6
Hemelvaart en wereldbeeld
Wat de Bijbel zegt over hemel, hemelvaart en wederkomst is onlosmakelijk verbonden met het toenmalige wereldbeeld, wist Rudolf Bultmann ons lang geleden al te melden. Men kon of wilde Jezus’ overgang naar de hemelse wereld kennelijk niet anders beschrijven dan met de toen beschikbare middelen en ruimtelijke begrippen (of gebrek daaraan). En het is ten enenmale onmogelijk om de voorstelling van zaken een-op-een van het ene wereldbeeld naar het andere over te zetten, of om zomaar uit de-wereld-van-de-tekst-van-toen in de-echte-wereld-van-nu te stappen. Dat gaat zomaar niet. Dat is als het verwijderen van een sticker op een stuk papier: zodra je dat doet, beschadig je de boel onherroepelijk.
Volgens Kuitert is het hemelvaartverhaal een poging van de eerste christenen om Jezus “op te hemelen.” Dat is geen onaardige woordspeling, want, inderdaad, dat is precies het punt waar het om gaat (of draait?). Daar hoeven we wat mij betreft niet moeilijk over te doen en daar is voor de apologeten onder ons ook geen enkele winst te behalen. We kunnen onze energie beter steken in de vraag wat we er vervolgens mee aan moeten, met dat haast Wittgensteiniaanse “taalspel” van de hemelvaart.
Holle frase of “self-involving speech-act”?
Volgens de oudste christelijke geloofsbelijdenissen is Jezus de verhoogde Heer die “gezeten is ter rechterhand Gods.” Dat is natuurlijk bij wijze van spreken: er staat niet echt een stoel in de hemel. Het is een metafoor om uit te drukken dat Jezus nu de hoogst denkbare (gezags)positie naast God inneemt. Dat is nog lang geen Drie-eenheidsdogma, maar desalniettemin een behoorlijk stevige claim die – als-ie waar is – niet zonder gevolgen kan blijven. Want dan krijgt dat malle hemelvaartverhaal opeens een lading die er niet om liegt. De claim dat Jezus ten hemel is gevaren (ja, ja, met inachtneming van alle ontmythologiserende ingrepen die je op zo’n uitspraak moet toepassen), wil dan zeggen dat hij nu bij God is en een status heeft die door niets of niemand wordt geëvenaard (Filippenzen 2:9
Dr. Arie W. Zwiep, Vrije Universiteit Amsterdam. Deze blog verscheen eerder op pthu.nl/Bijbelblog
Verder lezen
Arie W. Zwiep, “Assumptus est in caelum: Rapture and Heavenly Exaltation in Early Judaism and Luke-Acts”, in Christ, the Spirit and the Community of God: Essays on the Acts of the Apostles, Tübingen: Mohr Siebeck, 2010, pp. 38-67.
Arie W. Zwiep, Tussen tekst en lezer, deel 2: Van moderniteit naar postmoderniteit, Amsterdam: VU University Press, 2013, tweede druk 2014.
Arie W. Zwiep, “Ascension Scholarship: Past, Present and Future”, in Ascent Into Heaven in the Lukan Writings: New Explorations of Luke’s Narrative Hinge (edited by David W. Pao and David K. Bryan), Minneapolis: Fortress Press, 2016 (te verschijnen).