De Groot Nieuws Bijbel en de toets van de Kritiek
Dr. E.W. Tuinstra
Bijbelvertalingen worden maar zelden met enthousiasme ontvangen. En met name zelden door degenen die al gelukkig zijn met een Bijbel in hun taal. Het echte enthousiasme over een nieuwe vertaling wordt eerder gevonden bij hen die nog nooit de Bijbel in hun eigen taal hebben kunnen lezen en nu met eigen ogen en oren – vaak hardop lezend – van ‘Gods wonderlijke plakboek’ kennis kunnen nemen. Dat geeft hun een gevoel van eigen waarde. ‘Ook in mijn taal’ kan ik nu de Bijbel lezen.
De reactie van degenen die al een heel rijtje Bijbelvertalingen in de kast hebben staan zal nog weer anders zijn. Zij zullen over het algemeen met enige belangstelling, maar met het nodige respect zo’n nieuwe vertaling ter hand nemen.
In de reacties op de Groot Nieuws Bijbel was deze drievoudige respons steeds weer terug te vinden. De eerste groep reageerde soms tamelijk emotioneel. Deze mensen hadden het gevoel dat teksten die hun ‘eigen’ waren, hun nu in deze vertaling ontvreemd werden. De persoonlijke betrokkenheid speelde bij die reacties nogal mee. Met name waren er velen die de vertaling niet met de grondtekst vergeleken, maar met hun bekende andere vertalingen, zoals de Statenvertaling en de NBG-Vertaling 1951.
Op zich ís dat natuurlijk een goede methode, maar als je een oordeel wilt vormen over de vertaling zelf, als vertaling, dan zul je toch de oorspronkelijke tekst ernaast moeten leggen.
Wegvertalen
Soms zei men dat het woord ‘genade’ wegvertaald is, bijvoorbeeld in Genesis 39:21, Maar in de grondtekst staat ‘wayeth elaw chesed’. De Statenvertaling vertaalt die uitdrukking met ‘en wendde Zijn goedertierenheid tot hem’, het Hebreeuwse ‘chesed’ is met ‘Zijn goedertierenheid’ vertaald, maar het woordje ‘Zijn’ staat cursief gedrukt om te laten zien dat je dat bezittelijk voornaamwoord niet in de grondtekst terug kunt vinden.
De Vertaling-1951 vertaalt: ‘Hij bewees hem genade’, ‘Chesed’ is dus met ‘genade’ vertaald en met ‘goedertierenheid’. De Groot Nieuws Bijbel zegt: ‘Hij bewees hem zijn trouw’, De Willibrord-vertaling heeft: ‘Hij bewees hem zijn goedheid’.
Vier verschillende vertalingen van één en hetzelfde Hebreeuwse woord! Welk woord staat het dichtst bij het Hebreeuwse woord? Het woordenboek van Gesenius-Buhl geeft bij ‘chesed’ ‘Liebe, Gunst, Grade, Güte, Wohlwollen, Barmherzigkeit, Bundestreue’, Het nieuwere woordenboek van Koehler- Baumgartner: ‘Gemeinschaftspflicht, Verbundenheit, Solidarität’. In het theologisch handwoordenboek van Jenni-Westermann zegt H.J.Stoebe onder meer, want het woord neemt daar bijna 21 kolommen in beslag: ‘Wordt van Gods ‘chesed’ gesproken, dan gaat het om de realisering van de in het verbond gegeven toezeggingen.’ Alle vier de woorden proberen de waarde van het Hebreeuwse woord over te brengen, Het zijn bepaald geen synoniemen ‘goedertierenheid, genade, trouw en goedheid’, allen hebben ze hun eigen waarde en bestrijken ze een deel van de waarde van ‘chesed’. Als vertaler mag je echter geen vier woorden naast of onder elkaar zetten, maar moet je een keuze maken of dat begrip met zo weinig mogelijk woorden omschrijven.
De vertalers van de Groot Nieuws Bijbel hebben in Genesis 39:21 gekozen voor ‘trouw’. Dat is geen eigenwijze vertaling, maar een vertaling die is gegrond op het woordonderzoek, waarvan we de resultaten in de genoemde woordenboeken – heel summier – aangegeven zien.
Er is dus geen sprake van dat hier iets wegvertaald is; nee, het woord ‘chesed’ is hier zorgvuldig vertaald.
Ontvouwen
Het is niet mogelijk om op alle punten van kritiek in te gaan. Wezenlijk is het bovengenoemde: er is niet zomaar iets wegvertaald, want dat zou volkomen onjuist zijn. Wel zijn er – zoals al is gebleken – keuzes gemaakt. Bij vertalen moeten keuzes gemaakt worden – wil men geen omschrijving geven òf een tekst onduidelijk, dat wil eigenlijk zeggen ‘onvertaald’ laten.
Reeds Hiëronymus zegt in zijn voorwoord op Job: ‘hoc unum scio non potuisse ne interpretari nisi quod ante intellexeram’, Men kan slechts dat vertalen, wat men ook begrepen heeft.
Deze vooronderstelling is van groot belang. Vaak is een tekst duidelijk. In de Schrift wordt dan duidelijk gezegd wat men bedoelt. Dat is ook de gewone gang bij communicatie. De taak van de vertaler is om die bedoeling duidelijk over te brengen. Vaak zal dat ook niet zoveel problemen opleveren.
Maar anderzijds moeten we daar ook niet al te licht over denken, Om te kunnen vertalen, zegt deze nestor van de Bijbelvertalers, moet je begrijpen wat er staat.
In Spreuken 24:11 bijvoorbeeld staat in het Hebreeuws: ‘Hatsel legoechim lammawet’, In de Statenvertaling staat: ‘Red degenen, die ter dood gegrepen zijn’. De Vertaling-1951 vertaalt niet anders: ‘Red hen die ten dode gegrepen zijn’. De Willibrord-vertaling zegt: ‘Red degenen die weggeleid worden om te sterven’.
Deze drie vertalingen laten in het midden of het hier gaat om een oproep tegen de doodstraf in het algemeen, of dat iets meer specifieks bedoeld wordt. Drie Nederlandse commentatoren uit verschillende hoek – Gispen, gereformeerd; Gemser, hervormd; Van der Ploeg, rooms-katholiek – zijn echter van mening dat hier bedoeld wordt ‘red hen die ten onrechte ter dood veroordeeld zijn’.
De Groot Nieuws Bijbel vertaalt dan ook: ‘Kom op voor wie ten onrechte ter dood veroordeeld worden’. Hiermee is een keuze gemaakt; de bedoeling van de tekst wordt duidelijk gemaakt (geëxpliciteerd zeggen vele geschoolden dan).
Wordt hier meer gezegd dan oorspronkelijk bedoeld is? Nee, zeggen drie tamelijk behoudende commentatoren. Door de tekst nu zo te vertalen krijgt de tekst weer zijn oorspronkelijke spits en komt het vervolg ook duidelijker in het licht te staan: ‘Zeg later niet wij hebben het niet geweten’. Zo wordt in deze vertaling de tekst ontvouwd.
Doelgroep
De Groot Nieuws Bijbel is gemaakt voor een bepaalde doelgroep, beter gezegd op een bepaald taalniveau. Hij is gemaakt voor mensen die het woord ‘rijm’ voor ‘rijp’ in Exodus als een drukfout zagen, en ook voor hen die bij het woord ‘broederbond’ in Amos misschien verkeerde associaties hebben en die bij het woord ‘talent’ niet aan kapitaal maar aan hun eigen kwaliteiten denken.
Deze vertaling is bewust tot stand gebracht in een taal, die voor het grootste deel van ons volk verstaanbaar moet zijn.
Dat betekent dat deze vertaling ook die mensen, die niet vertrouwd zijn met de kerktaal, moet kunnen aanspreken, Aan zo’n keuze voor een bepaald algemeen toegankelijk taalniveau ligt een theologische visie ten grondslag die wel iets te maken heeft met ‘het priesterschap aller gelovigen’ enerzijds (binnenkerkelijk zou je kunnen zeggen) en met de universele dimensie van de Bijbel zelf anderzijds.
Het kader van de Bijbel zelf – van schepping tot openbaring – is alle mensen, heel de wereld omvattend – universeel – kader, ‘De akker is de wereld! (Matteüs 13:38) en ‘Toch horen we die Galileeërs in onze eigen talen spreken over de grote daden van God’ (Handelingen 2:11), zijn teksten die iets aangeven van een wereldomvattende opdracht.
Het is de visie dat het Bijbellezen niet voorbehouden is aan een bepaalde groep, Vandaar dat deze Bijbel niet gebracht wordt als ‘kanselBijbel’ maar als ‘allemansBijbel’, in de overtuiging dat het gaat om één en dezelfde Bijbel,
Tenslotte
Bij alle kritiek die op de Groot Nieuws Bijbel geuit is, valt op dat met name van de kant van de basisgemeenten waar allerlei formele kanten van het kerk-zijn worden losgelaten, bijzonder heftig wordt gereageerd op deze vertaling. De Schrift en haar uitlegger staan ook daar nog altijd centraal.
Daar wordt zelf vertaald. Dat is een geweldige arbeid. Al degenen die ooit zelf in hun studeerkamer vertalingen aan het papier hebben toevertrouwd en hebben gedurfd ze te (laten) vermenigvuldigen, weten wat daaraan voorafgaat. De ervaring van vertalers is echter over het algemeen dat zij die eenzaamheid juist niet behoeven. Zo zegt Bouter van de Pol, die in 1975 de Martinus Nijhoff-prijs voor vertalingen ontving over de mythe van de vertaler die het beste op eigen houtje voortploetert: ‘dat is een romantische voorstelling van zaken, die niet met de werkelijkheid overeenkomt.’
Veelal worden deze vertalingen in een soort nieuwe ‘tale Kanääns’ geschreven. Geen echte ‘tale Kanaäns’, want het zijn Nederlandse woorden, die echter aan de zinsconstructies van een vreemde taal moeten voldoen. Ook hier zouden wij Hiëronymus kunnen citeren die in een van zijn brieven zegt dat waar de inhoud niet te kort gedaan wordt, de eufonia (de welluidendheid) en eigenaardigheid van de taal waarin men vertaalt, bewaard moet blijven.
In feite zijn dit geen vertaaltheoretische vragen, maar theologische vragen. Het gaat daarbij onder meer om de vraag aan wie wij het evangelie verkondigen, aan de eigen groep of aan de wereld. Nauw daarmee verbonden is de vraag of dan de taal – de golflengte waarop communicatie tot stand komt – door de bezittende klasse (die de Schrift, de uitleg, de taal heeft) of door de vragende klasse verstaan moet worden.
Dit zijn vragen naar ons kerk-zijn, meer dan naar de methode van Bijbelvertalen. Ze kunnen niet van elkaar worden losgemaakt.
Voor het Bijbelgenootschap zijn hier grenzen bereikt als het gaat om het geven van een antwoord, ofschoon de dogmatiek de leer van de Heilige Schrift en de leer van de kerk nauw met elkaar verbindt. Maar het wil wel gaarne bij het gesprek hierover meeluisteren.
Bronvermelding
E.W. Tuinstra, ‘De Groot Nieuws Bijbel en de Toets van de Kritiek’ in: Met Andere Woorden 2/2 (1983), 3-5.