Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
1 mei 2021

De eerbiedshoofdletter: terug van nooit weggeweest

Jaap van Dorp en Matthijs de Jong

Over het wel of niet gebruiken van hoofdletters in woorden zoals ‘Hem’ en ‘Hij’ die naar God, Jezus of de heilige Geest verwijzen, ontbrandde in de afgelopen kwart eeuw telkens discussie. Dat gebeurde opnieuw toen duidelijk werd dat de NBV21 deze eerbiedshoofdletter hanteert.

Samenvatting
De persoonlijke voornaamwoorden die verwijzen naar God, Jezus en de heilige Geest, worden in de NBV21 met een hoofdletter geschreven. Dat levert een in het oog springend verschil op met de Nieuwe Bijbelvertaling. Dit achtergrondartikel plaatst de kwestie in perspectief. Het eerste deel laat zien dat de hoofdletter tijdens het NBV-project regelmatig onderwerp van discussie was. Al voor de Nieuwe Bijbelvertaling verscheen, bleek dat het ontbreken van de hoofdletter weerstand opriep. Het tweede deel beschrijft de context waarin en de manier waarop het NBG in 2016, bij de start van de revisie, besloot om in de revisie eerbiedshoofdletters in te voeren. Het slotdeel bespreekt hoe dit besluit ontvangen is.
hand-swipe-horizontalSwipe om alle gegevens te zien

I. ‘Sober hoofdletterbeleid’: het project Nieuwe Bijbelvertaling

Voorlopig beleid en eerste reacties

Nadat in 1993 het project Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) van start was gegaan, werden in 1995 de eerste vertaalde Bijbelboeken opgeleverd: Amos en Galaten. In deze vertalingen was de interne afspraak gevolgd om geen eerbiedshoofdletters te gebruiken. Het vertaalteam trad hiermee in het spoor van de Groot Nieuws Bijbel (GNB, 1983). Deze – toen nog voorlopige – afspraak had het tij mee. De GNB had Bijbellezers in zekere mate vertrouwd gemaakt met het ontbreken van eerbiedshoofdletters. Ook was de Katholieke Bijbelstichting in samenwerking met de Vlaamse Bijbelstichting in 1992 gekomen met een Bijbeluitgave zonder eerbiedshoofdletters: de herziene Willibrordvertaling van het Nieuwe Testament.

Toen de samenwerkende Bijbelorganisaties in Nederland en België het besluit namen tot een nieuwe, gezamenlijke vertaling, werd de eerbiedshoofdletter dan ook niet als een must gezien. De verwachting was dat de trend van de jaren tachtig om hiervan af te zien, zou doorzetten.

Uit de reacties op de proefvertalingen van Amos en Galaten bleek echter dat het ontbreken van deze hoofdletter door sommigen werd opgemerkt als een struikelblok in de NBV-vertaalstrategie. Verschillende supervisoren – ter zake kundige meelezers die waren uitgenodigd om namens een kerk of een geloofsgemeenschap commentaar te leveren bij de proefvertalingen – gaven te kennen dat het gebruik van deze hoofdletters belangrijk werd gevonden door hun kerkelijke achterban. Een Bijbel zonder deze hoofdletters zou niet worden geaccepteerd. Anderen signaleerden dat dit hoofdlettergebruik hoort bij het genre ‘kerkBijbel’ zoals kerkelijke en niet-kerkelijke lezers dat kenden van de Statenvertaling, de NBG-vertaling 1951 en de Willibrordvertaling van 1975. Verder werd genoemd dat het gebruik van deze hoofdletters niet alleen blijk geeft van eerbied, maar ook de duidelijkheid van de vertaling dient.

Deze reacties werden besproken in de NBV-begeleidingscommissie, waarbij de voors en tegens van de eerbiedshoofdletter aan de orde kwamen. Men zag op dat moment geen reden de voorlopige afspraak te herzien. De kwestie zou op een later moment nader besproken worden.

Discussie

Intussen ging in het vertaalteam de reflectie op het hoofdlettergebruik door. Eind 1995 adviseerde Jan Renkema, bekend taalkundige, de vertalers om eerbiedshoofdletters in de vertaling te gebruiken, overeenkomstig de richtlijnen in zijn Schrijfwijzer: ‘Persoonlijke voornaamwoorden die betrekking hebben op het Opperwezen, krijgen een hoofdletter.’ Volgens Renkema doet dit verschijnsel zich in het Nederlands zo breed en zo algemeen in geschreven teksten voor dat er sprake is van een conventie.

Bij die conventie sloot ook de nieuwe editie van de Willibrordvertaling zich aan. Na deeluitgaven van de vernieuwde Willibrordvertaling zónder eerbiedshoofdletters, bracht de Katholieke Bijbelstichting in 1995 de officiële herziene editie van de complete Bijbel uit mét eerbiedshoofdletters.

De NBV moest echter behalve kerkBijbel ook een literaire vertaling worden, die de hele breedte van de Nederlandse cultuur zou kunnen bedienen. In het vertaalteam overheerste de visie dat een literaire Bijbelvertaling heel goed zonder eerbiedshoofdletters zou kunnen: de vele hoofdletters zouden de lay-out overbelasten en het tekstbeeld verstoren. Daarom volgde men, zoals dat genoemd werd, een sober hoofdlettergebruik. Waar Renkema stelde dat de eerbiedshoofdletter nog altijd een vertrouwd verschijnsel was in Nederlandse teksten, schatte het team in dat dit gebruik zijn kracht aan het verliezen was. Ook vreesde men dat het hoofdlettergebruik ertoe zou leiden dat voorlezers onbedoeld nadruk legden op voornaamwoorden met een hoofdletter. Ten slotte was er vanuit methodisch oogpunt geen reden om voor eerbiedshoofdletters te kiezen: de bronteksten van het Oude en Nieuwe Testament kennen dit verschijnsel immers niet. Bovendien kun je door het zinsverband in de vertaling duidelijk maken wie er met woorden als ‘u’ of ‘hij’ bedoeld is, daar is het gebruik van hoofdletters niet voor nodig.

Hoewel er goed over de kwestie werd nagedacht, bleef één aspect buiten beeld: de vraag of het ontbreken van eerbiedshoofdletters het functioneren van de NBV als geloofsboek en kerkBijbel niet in de weg zou kunnen staan.

In 1996 en 1997 bespraken de begeleidingscommissie en de supervisoren diverse keren de hoofdletterkwestie, waarbij de zaak opnieuw van verschillende kanten werd belicht. Men stelde vast dat de conventie waarop de Schrijfwijzer zich beriep geen dwingende regel is, maar een gewoonte. Er werd echter ook gevraagd of de trend van sober hoofdlettergebruik niet alweer tot het verleden behoorde. Voorts ging het over de vraag: áls de NBV zulke hoofdletters zou gebruiken, in welke gevallen moet dat dan? Mede omdat hier geen eenduidig antwoord op kwam, bleef men vooralsnog vasthouden aan het voorlopige beleid. Er werd besloten om eerst de reacties op de in 1998 te verschijnen proefvertalingen af te wachten.

Reacties op Werk in Uitvoering 1 en definitief besluit

In oktober 1998 verscheen Werk in Uitvoering 1, de eerste proefvertalingen van de NBV (Ester, Prediker, Jona, Judit, Handelingen). De publicatie trok ruime media-aandacht. Het NBG ontving veel reacties, vooral over het hoofdlettergebruik, en bijna allemaal waren die negatief. Het werd door velen ervaren als een gebrek aan eerbied, ook als men inzag dat dit niet zo bedoeld was. Daarnaast wezen lezers erop dat de eerbiedshoofdletter duidelijkheid in de tekst schept. Men beriep zich op gewenning aan de eerbiedshoofdletter in het Nederlands of benoemde dat het weglaten ervan tegen de spellingsregels is.

In 2000 besprak de begeleidingscommissie de reacties op Werk in Uitvoering 1, waarbij ook de kritiek op het hoofdletterbeleid aan de orde kwam. Een meerderheid bleek de argumenten voor de eerder vastgestelde richtlijnen nog altijd overtuigend te vinden. Hiermee verdween de kwestie van de agenda.

De kritiek op het sobere hoofdlettergebruik hield echter aan, ook in reactie op de volgende delen van Werk in Uitvoering. Tijdens de laatste vergadering van de begeleidingscommissie, een half jaar voor het verschijnen van de NBV, was het aantal binnengekomen reacties op deze kwestie inmiddels opgelopen tot bijna vierhonderd. Daarmee was al voor het verschijnen van de NBV duidelijk dat hier een serieus struikelblok lag. Het NBG zette daarom sterk in op toelichting van het gekozen hoofdletterbeleid.

Conclusies uit het historisch overzicht

We kunnen uit dit proces enkele conclusies trekken. Ten eerste bestond er een verschil tussen wat de vertalers voor ogen hadden en wat een aanzienlijk deel van de lezers verwachtte. De vertalers legden nadruk op de literaire kant en een daarbij passend sober hoofdlettergebruik. Veel lezers verwachtten echter vooral een nieuwe (kerk)Bijbel en hun referentiekader daarbij was veelal de NBG-vertaling 1951 of de Willibrord 1975/1995 en de hun bekende liturgische praktijk met eerbiedshoofdletters.

In de tweede plaats zien we dat in de discussies een aspect onderbelicht blijft. Men had oog voor het feit dat het gebruik van eerbiedshoofdletters in het Nederlands een conventie was. Maar omdat de meeste betrokkenen verwachtten dat deze conventie op zijn retour was, gaven de argumenten om in de vertaling van zulke hoofdletters af te zien de doorslag. Het voornaamste bezwaar van de voorstanders – een vertaling zonder eerbiedshoofdletters is geen volwaardige Bijbel – kreeg daarentegen weinig podium. Andersom bleek dat de inhoudelijke toelichting op het hoofdletterbeleid bij een deel van de beoogde gebruikers niet landde. Er lagen goede argumenten voor een sober hoofdlettergebruik. Toch was het denkbaar geweest dat men eerder in het proces een andere keuze had gemaakt. Het was immers de bedoeling dat de vertaling breed ingang zou vinden als nieuwe Bijbel. Daarbij spelen ook aspecten een rol die niet direct uit de brontekst voortvloeien. De NBV bevat bijvoorbeeld ook de gebruikelijke hoofdstuk- en versnummering, die pas eeuwen later aan de brontekst zijn toegevoegd. De volgorde van de Bijbelboeken is ook meer een kerkelijke conventie dan een zaak van de brontekst, en hetzelfde geldt voor de titel ‘Bijbel’. Ook de eerbiedshoofdletter had in deze aanpak kunnen worden meegenomen, in het besef dat die voor grote groepen Bijbellezers een integraal bestanddeel van de Bijbel vormt.

II. Reacties en revisie

Meest benoemde pijnpunt

Nadat de NBV verschenen was, stroomden de reacties op de vertaling bij het NBG binnen. In het vorige nummer van MAW heeft Tineke Bol dit proces beschreven. Die brieven gingen over van alles, maar de kritiek op het hoofdletterbeleid stak er met kop en schouders bovenuit. Wie de reacties doorneemt, ziet hoe diep dit doorwerkte bij vele gebruikers van de NBV.

Het gemis van de hoofdletter roept in de eerste plaats emotionele reacties op. Hoewel men schrijft blij te zijn met een nieuwe, toegankelijke vertaling, betreurt men het tegelijkertijd een Bijbel in handen te hebben waarin iets dat vertrouwd en dierbaar was, ontbreekt. Daar is men teleurgesteld, soms ook verontwaardigd over. De afwezigheid van de eerbiedshoofdletter wordt ervaren als een gebrek aan eerbied voor God. Het wordt genoemd als reden om de NBV niet of met tegenzin te gebruiken.

In de tweede plaats signaleren briefschrijvers dat het weglaten van de eerbiedshoofdletter gevolgen heeft voor de praktijk van het Bijbellezen. De hoofdletter wordt gezien als een tekstelement dat de leesbaarheid bevordert en de Bijbel toegankelijker maakt. Kleine letters en hoofdletters maken duidelijk wie de spreker is in bijvoorbeeld een profetische tekst: God of een profeet. Het ontbreken van hoofdletters maakt de vertaling moeilijker.

In de derde plaats verandert volgens briefschrijvers door het weglaten van de eerbiedshoofdletter het karakter van de Bijbel. Men ervaart vervlakking: zo wordt de Bijbel een gewoon leesboek. Voor de lezers wordt de exclusiviteit van de God van hemel en aarde gebagatelliseerd, terwijl het Nederlands met deze hoofdletter bij uitstek een middel heeft om van de Bijbel meer dan het gewone te maken. We gebruiken die wel in verwijzingen naar leden van het koninklijk huis, waarom dan niet in de Bijbel? De argumenten van het NBG overtuigen niet, zo geven velen te kennen. Eerbiedshoofdletters zouden de NBV juist mooier en indrukwekkender maken.

Kritische opmerkingen over het ontbreken van eerbiedshoofdletters kwamen ook van officiële kerkelijke instanties. Het Rapport over de beproeving van de Nieuwe Bijbelvertaling voor de Generale Synode van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) van april 2010 (KTO 10-01) vermeldt de discussie over het gebruik van eerbiedshoofdletters (p. 27). Waar gesproken wordt over God, Jezus en de heilige Geest zouden de persoonlijke voornaamwoorden met een hoofdletter geschreven moeten worden. Het werken met kleine letters wordt als gemis aan eerbied ervaren – temeer omdat ‘Satan’ voor het eerst na de Statenvertaling en de NBG-51 als eigennaam met hoofdletter geschreven wordt. Het rapport vermeldt ook dat er bij deze kwestie een emotionele factor in het spel is, evenals de factor ‘leesbaarheid’: zonder eerbiedshoofdletters is soms niet direct duidelijk of God spreekt of iemand anders.

In het Rapport van het studiedeputaatschap inzake het gebruik van de Nieuwe Bijbelvertaling dat werd opgesteld voor de Generale Synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken in 2007 wordt eveneens gemeld dat veel mensen kritisch zijn over het hoofdlettergebruik in de NBV. Men acht het heel begrijpelijk dat men zich stoort aan het consequent gebruik van de kleine letter bij voornaamwoorden die naar God of Jezus verwijzen. Het wordt ervaren als een aantasting van wat lezers heilig is. Wel erkent het rapport dat dit geen dwingend aspect van de vertaling is.

Wat betreft de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt, GKv) hebben de Deputaten Bijbelvertaling in hun Rapport Bijbelvertaling (2005) de voorkeur uitgesproken voor een hoofdlettergebruik in de lijn van de NBG-vertaling 1951. Zij erkenden daarbij dat het ook voordelen heeft om af te zien van hoofdletters, namelijk in teksten waarin niet direct duidelijk is of God of een mens de handelende persoon is.

Ook het gebruik van de Bijbel in Suriname verdient hier aandacht. In Suriname is het de NBV niet gelukt om de NBG-vertaling 1951 op te volgen als vertaling voor breed kerkelijk gebruik. De NBV wijkt te sterk af van de gevestigde traditie en het ontbreken van eerbiedshoofdletters vormt daarbij een belangrijke factor.

Het gemis van de hoofdletter werd niet alleen schriftelijk naar voren gebracht. Tijdens vertaalpresentaties en in gesprekken was het een steeds terugkerend onderwerp. Dit speelde zowel in Nederland als in Vlaanderen en in Suriname, in de protestantse kerken, in evangelische kerken en pinksterkerken, en vindt ook herkenning onder katholieken.

Evaluatie van de kritiek

Wat opvalt aan de kritiek is dat die breed wordt gedeeld, diep wordt gevoeld, en aanhoudt. De gedachte dat de kritiek alleen uit conservatieve hoek komt of dat alleen ‘de orthodoxie’ aan de eerbiedshoofdletter hecht, is onjuist. De kwestie leeft breder en het gaat om meer dan een gewoonte. Het gewicht dat aan dit hoofdlettergebruik wordt toegekend kan bevreemdend zijn voor wie het niet meevoelt, het is immers ‘maar’ een conventie die in de achttiende eeuw is ontstaan.

Om dit te begrijpen moeten we breder kijken. De behoefte aan expressie van eerbied bij het refereren aan goddelijke personen is vrijwel universeel, in het christendom en daarbuiten. Het gaat om eerbied en distinctie: de goddelijke wereld is een volstrekt andere dan onze mensenwereld, maar we kunnen niet anders dan in menselijke taal over God spreken. Daarom zie je overal ter wereld ‘eerbiedtypografie’ ontstaan voor referenties aan goddelijke personen. Zulke eerbiedtypografie verschilt naar plaats, tijd en schriftsoort. Het Nederlands kent de traditie van eerbiedshoofdletters, die voor velen niet alleen een spellingsconventie maar ook een doorleefde uitdrukking van eerbied voor het goddelijke is.

Er zijn, kortom, Bijbellezers voor wie de hoofdletter in verwijswoorden naar God ongeveer van hetzelfde gewicht is als de hoofdletter G voor God. Het is de vraag of destijds voldoende in beeld was hoeveel lezers hieraan hechten en welk gewicht zij eraan toekennen.

(Tekst gaat verder onder de afbeelding)

Eerbiedshoofdletters als levend fenomeen

Anders dan men eerder aannam, heeft de trend van een afnemend gebruik van eerbiedshoofdletters zich niet doorgezet. We noemen hier vier aspecten die illustreren dat het een levende praktijk betreft, die niet beperkt is tot specifieke groepen.

  1. 1.Het Groene Boekje (de officiële Nederlandse spelling) en andere taaladviesboeken blijven deze hoofdletter voorschrijven of adviseren.
  2. 2.In de liturgie heeft de eerbiedshoofdletter een vaste plaats in alle kerkelijke stromingen van orthodox tot liberaal. In liederen, gebeden en andere liturgische teksten, in het dienstboek van de PKN, in roomskatholieke teksten, die hoofdletter zie je overal. Een belangrijke uitgave betrof het nieuwe liedboek – Liedboek: zingen en bidden in huis en kerk – in 2013. Hier had de trend waarvan men tijdens het NBV-project uitging zich kunnen manifesteren, maar het liedboek kiest voor de eerbiedshoofdletter voor persoonlijke voornaamwoorden voor God en Jezus. Denk ook aan het Evangelische Liedboek (1999) en zijn opvolger Hemelhoog (2015) en alle Opwekkingsliederen en hun toenemende populariteit ook in protestantse kerken. Ook in de revisie van de Willibrordvertaling van 2012 koos men ervoor de eerbiedshoofdletter te handhaven en niet de NBV te volgen.
  3. 3.Talloze kerkelijke, christelijke en joodse organisaties – van orthodox tot liberaal – gebruiken eerbiedshoofdletters op hun website of in andere uitingen.
  4. 4.In publicaties op allerlei terreinen, van alle theologische kleuren tot cultureel en seculier, kun je de eerbiedshoofdletter aantreffen. In theologische literatuur, in romans en gedichten, in essaybundels, tot in de kranten en in de ondertiteling op televisie aan toe.

Anders dan in liturgische teksten, waarin de hoofdletter standaard is, geldt dat niet voor deze laatste categorie. We beweren zeker niet dat iedereen eerbiedshoofdletters gebruikt, maar wel dat dit gebruik in het Nederlandse taalgebied nog altijd springlevend is in de breedte van het christendom en daarbuiten.

Weging van de argumenten

Jarenlang heeft het NBG de keuze voor het afzien van eerbiedshoofdletters in de NBV beargumenteerd en uitgelegd. We bespreken die argumenten hier kort.

1) Er is een trend van ‘sober hoofdlettergebruik’ in het Nederlands. Zie bijvoorbeeld het sterk afgenomen gebruik van ‘U’ met hoofdletter als je brieven schrijft.

Achteraf blijkt dit niet op te gaan voor de eerbiedshoofdletter voor God: die is in het Nederlands gebleven. Daarmee vervalt dit argument, dat steeds als het belangrijkste argument werd opgevoerd.

2) Het gebruik van eerbiedshoofdletters is niet oeroud maar pas in de achttiende eeuw opgekomen. De eerste editie van de Statenvertaling, bijvoorbeeld, gebruikt ze soms wel maar niet consequent.

Dit is een relevant gegeven omdat in sommige kringen de Statenvertaling nog steeds als maatgevend wordt gezien. Het laat ook zien dat het in elk geval een optie is om die hoofdletters niet te gebruiken in de vertaling. Toch is een gebruik dat al ruim tweehonderd jaar bestaat een traditie te noemen. Bovendien is het nú de conventie en de vraag van veel lezers is waarom de NBV die niet volgt.

3) Het ontbreken van deze hoofdletters moet niet worden uitgelegd als een gebrek aan eerbied.

Dit argument zegt vooral iets over de makers van de NBV. Het afzien van het gebruik van eerbiedshoofdletters moet men niet zien als een statement over de Bijbel. Veel critici zagen dit in. Toch veranderde dit niets aan hun standpunt: een volwaardige Bijbel bevat eerbiedshoofdletters, vinden zij.

4) Een tekst met veel hoofdletters oogt minder fraai en beïnvloedt de voorleesbaarheid negatief omdat mensen soms geneigd zijn de woorden met zo’n hoofdletter te benadrukken.

Het eerste argument gaat langs veel lezers heen: wie aan zulke hoofdletters gewend is, denkt niet ‘het tekstbeeld ziet er weinig fraai uit’. Dit argument speelde een grote rol tijdens het NBV-proces, maar werd achteraf veel minder prominent of zelfs helemaal niet genoemd. Het argument van de klemtoon legt daarentegen gewicht in de schaal, de voorleesbaarheid van de vertaling is belangrijk. Toch staat of valt dat niet met eerbiedshoofdletters. Goed voorlezen heeft vooral met een goede voorbereiding te maken en hangt van veel factoren af, waarvan de eerbiedshoofdletter er een is.

5) De brontekst kent ook geen eerbiedshoofdletters.

Dit argument wordt in discussies vaak genoemd en daarom is het belangrijk dit goed te wegen. Het NBG zette dit argument niet prominent in. Het klinkt namelijk veel indrukwekkender dan het is. Het maakt duidelijk dat men zich voor het gebruik van eerbiedshoofdletters niet op de brontekst kan beroepen: het is een conventie van de doeltaal en doelcultuur.

Andersom echter kun je niet betogen dat, omdat de brontekst ze niet heeft, de vertaling ze ook niet mag hebben. De vertaling bevat immers talrijke elementen die de brontekst niet kent. De brontekst maakte überhaupt geen onderscheid tussen kleine letters en hoofdletters (ook niet bij namen), had geen spaties tussen de woorden, geen leestekens en ook nog geen vers- en hoofdstuknummers. Een vertaling is een weergave van de brontekst die tevens aan tal van brontekstoverstijgende conventies gebonden is. We ontkomen daarom niet aan de vraag: welke conventies volg je, welke niet? Daarvoor dragen de vertalers (en hun opdrachtgever) verantwoordelijkheid; de brontekst kan dat niet voor iemand invullen.

6) Eerbiedshoofdletters dwingen tot een keuze.

Dit was en is het belangrijkste inhoudelijke argument. Het gebruik van eerbiedshoofdletters impliceert een keuze. Soms laat de brontekst meerdere keuzes toe, een eerbiedshoofdletter vult het dan in. Hoe vaak is dit een probleem? In de NBV is dat zelden het geval. Het adagium van de NBV is namelijk altijd geweest: vertalen is kiezen. Dus als je uit de brontekst kunt afleiden wie of wat het onderwerp is, moet dat ook in de vertaling helder zijn. De NBV deed dat zonder eerbiedshoofdletters, maar ook dan kun je in de vertaling heldere keuzes maken. Het gebruik van eerbiedshoofdletters in de revisie van de NBV (NBV21) maakt de vertaling niet meer of minder ingevuld.

Natuurlijk zijn er ook plaatsen waar de brontekst onduidelijk is, of bewust open als het gaat om de vraag of God of een ander handelt. In díe gevallen dwingt het gebruik van eerbiedshoofdletters tot een extra keuze in de vertaling. Dat is nadelig, vooral als het om gevallen gaat waar de brontekst het doelbewust in het midden laat. Dit betreft echter maar een zeer beperkt aantal gevallen, een fractie van het geheel. Ook geldt dat dit nadeel door lang niet iedereen als nadeel wordt ervaren. Een steeds terugkerende reactie op het ontbreken van eerbiedshoofdletters is immers ook dat men het houvast miste dat ze juist in moeilijke teksten de lezer boden.

Deze zes argumenten weerleggen de kritiek dat een vertaling zonder eerbiedshoofdletters geen goede vertaling is. Maar het bezwaar dat een vertaling zonder eerbiedshoofdletters geen volwaardige Bijbel is, wordt er niet door ondervangen. Hoe goed en doordacht de vertaling ook is – als eerbied voor God daarin niet op de eerste plaats staat, schiet die voor een deel van de lezers als Bijbel tekort. Oog hebben voor dit bezwaar staat niet op gespannen voet met een wetenschappelijke aanpak. Binnen de vertaalwetenschap vestigt de skopos-theorie de aandacht op alles wat erbij komt kijken – waaronder ook alle brontekstoverstijgende aspecten – om een vertaling te laten slagen. Dát gezichtspunt vraagt hier om aandacht.

De argumenten zijn daarmee niet krachteloos geworden. Maar doordat het voornaamste argument geen stand houdt, vormt het geheel geen waterdicht schot. Met name de argumenten van voorleesbaarheid en het invullen van de ‘open’ teksten blijven staan. Maar het is ook duidelijk dat die niet zonder meer de doorslag kunnen geven. De kwestie moest opnieuw worden afgewogen.

Een nieuw besluit

In 2011 en 2012 deed het NBG nader onderzoek. Er vonden gesprekken plaats met onder meer de Nederlandse Taalunie. Aan de Taalunie werd gevraagd of het te verwachten was dat de eerbiedshoofdletters op afzienbare termijn uit het Groene Boekje zouden verdwijnen. Voorlopig in elk geval niet, was het antwoord. De trend uit de jaren zeventig en tachtig dat de religieuze eerbiedshoofdletter ging verdwijnen, is niet verder doorgezet. Het is een conventie in de taal gebleven. Pas wanneer naast het NBG ook andere grote uitgevers op gebied van geloof en religie zouden stoppen met de eerbiedshoofdletter, zou deze op termijn uit het Groene Boekje verdwijnen.

Ook met de redactie van het nieuwe Liedboek werd over het gebruik van eerbiedshoofdletters gesproken. De vraag werd voorgelegd of het niet voor de hand zou liggen dat deze publicatie op dit punt zou meegaan met de NBV. Het antwoord luidde uiteindelijk ontkennend. In 2013 verscheen het Liedboek, met eerbiedshoofdletters.

In 2016, aan de start van het revisieproces, heeft het NBG zich over de kwestie gebogen en alles op een rijtje gezet. Men stelde vast dat de verwachting die er ten tijde van het NBV-proces voor zorgde dat de conventie niet werd gevolgd, niet is uitgekomen. De hoofdletter is gebleven. Men stelde eveneens vast dat ook na ruim tien jaar NBV het struikelblok hetzelfde was gebleven. Voor een grote groep lezers maakt de eerbiedshoofdletter integraal deel uit van de Bijbel. Ruim tien jaar brede evaluatie van de NBV heeft duidelijk gemaakt dat een fors deel van de doelgroep de NBV op dit punt, ondanks alle toelichting, niet geslaagd vindt. Het NBG had het hoofd wel heel diep in het zand moeten steken om die conclusie te negeren.

De kwestie was niet zwart-wit: de eerdere argumenten waren niet krachteloos, maar ook niet doorslaggevend. Na grondig beraad nam het NBG het besluit om eerbiedshoofdletters te gebruiken, op grond van de volgende overwegingen:

  1. 1.Het geldt nog steeds als een spellingsconventie en het is, in weerwil van de eerdere verwachting, de gangbare praktijk gebleven. Het past bij een interconfessionele, voor breed gebruik bedoelde vertaling als de NBV die praktijk te volgen.
  2. 2.Er is in 2004 gevraagd om feedback van lezers. Dit is verreweg het meest genoemde en hevigst gevoelde kritiekpunt. Dan moet je je eerdere argumenten kritisch tegen het licht durven houden.
  3. 3.Een belangrijk doel van revisie is om de vertaling zodanig bij te stellen en te verbeteren dat die nog beter aan haar doelen kan beantwoorden. Om de NBV voor de beoogde breedte van geloofsgemeenschappen volwaardig als geloofs- en kerkBijbel te laten functioneren, was dit een belangrijke factor.
  4. 4.Op grond van de brede praktijk van het gebruik van eerbiedshoofdletters, zowel in kerk als cultuur, was de verwachting dat het gebruik van deze hoofdletter het functioneren van de NBV als geloofsboek en kerkBijbel substantieel versterkt, zonder dat dit het functioneren van de vertaling als literaire tekst in de weg hoeft te zitten.

Natuurlijk zou een dergelijke beslissing ook discussie oproepen, maar dat zou evenzeer gebeurd zijn als het NBG had besloten om de NBV op dit punt níét te herzien. In een confessioneel sterk verdeeld taalgebied als het onze is het onvermijdelijk dat vertaalkeuzes het functioneren van de Bijbel als geloofsboek in meerdere of mindere mate versterken of verzwakken voor de verschillende lezers- en geloofsgemeenschappen. De revisie beoogt het totaal van de keuzes zo in te richten dat de tekst als geheel voor het hele diverse veld zo breed en zo goed mogelijk kan functioneren – maar het hele veld bestrijken lukt niet.

III. Reacties op het besluit

Bijval en kritiek

In november 2017 bracht het NBG de eerste proeven van de revisie naar buiten. Daarbij kwam ook het gebruik van de eerbiedshoofdletter aan de orde. Omdat dit een veelbesproken punt is in de NBV en een in het oog springende verandering, bracht het NBG dit expliciet onder de aandacht. Het leverde veel reacties en media-aandacht op. Het overheersende geluid was positief, velen reageerden met bijval, soms ook opluchting: het NBG had geluisterd. Gedurende de jaren dat er aan de revisie werd gewerkt en we voorbeelden ervan lieten zien, leidde dat eveneens tot positieve reacties uit de breedte van de kerken. Hoewel zeker ook de reactie ‘voor mij had het niet gehoeven’ te horen was, klonk er weinig kritiek.

In het najaar van 2020 was de revisie in de afrondende fase gekomen. Het NBG liet een voorpublicatie verschijnen en zocht de publiciteit rond wat de NBV21 zou gaan heten. In het nieuws hierover werd ook het gebruik van de eerbiedshoofdletter genoemd. Dit keer klonk er tussen de reacties ook scherpe kritiek: de eerbiedshoofdletters in de derde persoon (Hij, Hem) zouden onterecht de mannelijkheid van God benadrukken. Deze kritiek leidde tot veel discussie in de media (in november 2020 en in februari 2021). Het genderaspect van de eerbiedshoofdletter is een nieuw gezichtspunt in deze discussie. Tijdens het NBV-project werd dit argument niet aangevoerd. Voor zover we hebben kunnen nagaan is dit aspect voor het eerst aan de orde gesteld door Eleonora Hof in een blog eind 2017. In verhevigde vorm klonk deze kritiek toen de revisie werd afgerond, in het najaar van 2020.

In zekere zin is het geen kritiek op de hoofdletter an sich – het gaat niet zozeer over U of Ik, maar vooral over Hij en Hem – maar op mannelijke vormen in het spreken over God. Men zou kunnen tegenwerpen dat al die mannelijke vormen al in de brontekst te vinden zijn en dat ‘Hij’ taalkundig niet mannelijker is dan ‘hij’. Wordt hier niet ongemak met de brontekst ingebracht tegen een verschijnsel dat door veel Bijbellezers alleen als gepaste uitdrukking van eerbied wordt gezien? Toch kan dit niet de enige reactie zijn. We moeten erkennen dat er een groep lezers is die de keuze voor de eerbiedshoofdletter als pijnlijk ervaart. Dat is iets dat het NBG alleen maar kan betreuren.

Conclusies

Vanaf het begin van het NBV-project schemerde door dat het hoofdletterbeleid tot discussie zou leiden. Uit de reacties op de voorpublicaties bleek dat het ontbreken van eerbiedshoofdletters een struikelblok kon vormen voor het functioneren van de NBV als Bijbel. De kritiek zwol aan tot een niet te negeren geluid waarover het NBG zich in het kader van de revisie moest buigen. Het NBG heeft dat in 2016 bij de start van de revisie met grote zorgvuldigheid gedaan. Het was een zaak van wikken en wegen.

De keuze voor eerbiedshoofdletters in de NBV21 kan op veel instemming rekenen. Dat ondersteunt de gedachte dat dit het functioneren van de NBV als geloofsboek en kerkBijbel kan versterken. Daarnaast is de verwachting dat het de literaire en culturele functie van de NBV niet hoeft te benadelen, aangezien deze conventie cultuurbreed voorkomt. Maar een eindpunt is dit niet, zoveel is duidelijk uit de kritische reacties die er ook zijn. Geen enkele vorm is in beton gegoten, er zijn altijd weer nieuwe verschuivingen mogelijk. De tijd zal leren waar deze discussie ons brengt, en het NBG blijft als altijd openstaan voor reacties.

Dr. Jaap van Dorp is specialist vertalen en exegese Oude Testament bij het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap en werkte mee aan de NBV21.

Dr. Matthijs J. de Jong is hoofd Vertalen en Exegese bij het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap en projectleider van de revisie van de NBV.

Bronvermelding

Jaap van Dorp en Matthijs de Jong, ‘De eerbiedshoofdletter: terug van nooit weggeweest’ in: Met Andere Woorden 40/1 (mei 2021), 56-71.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.18.12
Volg ons