Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
1 mei 2021

De Bijbel is altijd groter

Anne-Mareike Schol-Wetter

Wat doen auteurs en marketeers als ze een boek willen aanprijzen als het ultieme werk over bijvoorbeeld Indonesisch koken, pokeren, of, jawel, de escort business? Juist, ze zetten het woord ‘Bijbel’ in de titel. En het werkt: zelf grijp ik geregeld naar de BakBijbel, en een Bijbel voor wijnkenners hebben we ook in de kast staan.

Samenvatting
Hoe krijgt de Bijbel anno 2021 betekenis? Waar wordt hij gelezen, beleefd, en uitgelegd? Wat zeggen Bijbellezers zelf over wat de Bijbel met hen doet, en hoe kijken Bijbel-professionals naar de plek van de Bijbel in kerk en maatschappij? Aan de hand van cijfers over online Bijbelgebruik, recente enquêtes en persoonlijke ervaringen schetst dit artikel op een luchtige manier een aantal trends rond Bijbelgebruik aan het begin van de eenentwintigste eeuw. Een tijd waarin de Bijbel al lang ontdaan is van zijn centrale plek, en langzaam maar zeker ook van zijn kaft, maar voor de individuele lezer misschien wel aan betekenis wint.

hand-swipe-horizontalSwipe om alle gegevens te zien

Nu heb ik persoonlijk en professioneel sterke affiniteit met de Bijbel, dus dat dergelijke titels mij triggeren is niet opmerkelijk. Wél opmerkelijk is dat de werking ervan niet beperkt is tot de krap vier miljoen volwassen Nederlanders die in 2017 aangaven dat de Bijbel voor hen persoonlijk relevant is. Zelfs een volstrekt geseculariseerde koper voelt aan dat een werk met ‘Bijbel’ in de titel beproefd, volledig, doordacht, inspirerend – kortom, essentieel is om je weg te vinden in het onderwerp in kwestie.

Maar hoe zit dat met de inhoud van de ‘echte’ Bijbel? Als in oktober 2021 de revisie van de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV21) verschijnt, betekent dat aandacht voor de Bijbel. Het NBG hoopt dit moment aan te grijpen om de relevantie van de Bijbel voor vandaag op de agenda te zetten. Waar ligt die relevantie, en hoe wordt de Bijbel anno 2021 gelezen? Dit artikel biedt een lichtvoetige verkenning.

Tussen gesloten boek en dagelijks brood

Eerst enkele feiten. Al decennialang doet het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap periodiek onderzoek naar Bijbelgebruik in Nederland (over Vlaanderen is op dit vlak helaas veel minder bekend). Wie de cijfers van de studies uit 1989, 1996, 2004 en 2017 naast elkaar legt, komt in de verleiding het glas halfleeg te zien. De neerwaartse lijn in het aantal Bijbellezers en ook de frequentie van lezen is immers niet te ontkennen. Las in 1989 nog zo’n 23% van de Nederlanders in de Bijbel, in 2017 gold dat nog maar voor 16%. Van de 22% Nederlanders die aangeven dat de Bijbel voor hen persoonlijk relevant is, neemt maar een derde de tijd om er wekelijks of vaker in te lezen, en voor bijna een kwart blijft de – toch naar eigen zeggen relevante – Bijbel een gesloten boek.

Maar dat is natuurlijk maar het halve verhaal. Daar staat tegenover dat mensen die geregeld in de Bijbel lezen, de relevantie ervan wel degelijk ervaren. In twee recente enquêtes, onder gebruikers van deBijbel.nl en lezers van het Nederlands Dagblad, komen Bijbellezers aan het woord die zich een leven zonder dagelijks Bijbelmoment nauwelijks kunnen voorstellen. Logisch, zou je gezien de samenstelling van de steekproef kunnen tegenwerpen. Als je in een zwembad vraagt wie van de aanwezigen zwemmen leuk vindt, zul je ook vooral enthousiaste reacties krijgen. Toch is het opmerkelijk dat van de dubbele secularisatie die al decennia in opmars is (dat wil zeggen: slinkend kerklidmaatschap én een afname in de relevantie van het geloof voor mensen die wel kerkelijk betrokken zijn) binnen deze groepen niet of nauwelijks sprake is. Sterker nog: wat van oudsher als goede gewoonte gold, – deels in stand gehouden omdat het nu eenmaal erbij hoorde en omdat iedereen om je heen het ook deed – wordt steeds meer een persoonlijke keuze uit overtuiging: ‘Vroeger was het Gods woord, dat wel – op afstand, niet voor mij. Nu zie ik het als een contact tussen God en mij.’ ‘De Bijbel brengt me in contact met God’ is dan ook verreweg het vaakst gekozen antwoord in een recente mini-enquête van het NBG.

Metaforen rond voedsel en dagelijks brood voeren de boventoon in beide enquêtes van deBijbel.nl. De Bijbel stilt een geestelijke honger, en wakkert die tegelijk weer aan richting het volgende Bijbelmoment. Een ander veelvoorkomend beeld is dat van een kompas; de Bijbel geeft richting aan het dagelijks leven, helpt persoonlijke situaties en het nieuws te duiden en leidt ons richting God en de medemens. Dat klinkt misschien als een open deur, of als te mooi om waar te zijn, maar kan niet vaak genoeg benadrukt worden. Wie de Bijbel bij zijn of haar leven betrekt, ervaart vaak werkelijk een verandering van perspectief, die z’n neerslag vindt in concreet handelen.

(Tekst gaat verder onder de afbeelding)

Onbekend, dus ongeliefd?

Bij persoonlijk Bijbelgebruik zie je dus eenzelfde beweging als op het vlak van kerklidmaatschap: waar we niet zo lang geleden ‘allen christen’ waren, zoals Kierkegaard spottend opmerkt, blijft langzaam maar zeker vooral een harde kern over. Maarten Wisse legde in 2019 op een scherpzinnige manier de vinger op de zere plek in zijn nota voor de generale synode van de Protestantse Kerk in Nederland, en recent in een onlineartikel: ‘Als je niet eet, ga je dood. Als je niet gelooft, ga je naar de hel. Binnen zo’n context heeft religie een ultieme urgentie (…). Maar op heel veel plaatsen vervult religie die rol al heel lang niet meer en dus is daarom de simpele vraag aan de orde: waarom zou ik naar de kerk gaan [c.q., me in de Bijbel verdiepen, AMS]? Van mijn baas hoeft het niet, naar de hel ga ik niet, hoe ik leef zoek ik zelf wel uit, dus welke redenen zou ik nog meer kunnen bedenken?’

Wisse constateert dat religie is verschoven van de wereld van het dagelijks voedsel naar de wereld van het entertainment. De catechetische cultuur (waarin de relevantie van kennis van de Bijbel en geloofsinhoud in het algemeen een vanzelfsprekend gegeven is) heeft plaatsgemaakt voor de ervarings- en vrijetijdscultuur. Wie in deze cultuur de relevantie of zelfs urgentie van kerkgang en Bijbelgebruik niet persoonlijk ervaart, haakt, kort gezegd, af. En zelfs onder trouwe kerkgangers verdwijnt kennis van de Bijbel en zijn historische context in rap tempo.

Wat moet je hiermee, als kerk, als Bijbelprofessionals en als organisatie die als missie heeft om ieder mens tenminste de kans te geven om de Bijbel als ‘bron voor zijn of haar leven te ontdekken, te lezen en te omarmen’?

Een reactie kan zijn om de waarde en zelfs urgentie van zorgvuldige Bijbelstudie te blijven benadrukken. ‘“Niet te veel exegetiseren”, daar gaat de kerk aan stuk’, stelt Eep Talstra in het Nederlands Dagblad van 29 januari 2021. Hij houdt een gepassioneerd pleidooi tegen het meegaan in de ervaringscultuur, tegen het inkaderen van de Bijbel in de liturgie en tegen een perceptie van de Bijbel als het boek dat ons vooral moet voeden. Want die houding leidt er volgens hem vroeg of laat toe dat alleen die Bijbelteksten nog klinken die binnen ons (zelf-getimmerde) kader van liturgie en spiritualiteit passen. Die, om het gechargeerd te zeggen, ‘goed voelen’. Daar tegenover zet Talstra zorgvuldige studie van de hele Bijbel vanuit een historisch-kritisch en literair perspectief. Juist door die zorgvuldigheid en de bereidheid om je (ook) intellectueel in de Bijbel te verdiepen, wordt de Bijbel volgens hem weer ‘het tegenover’ waardoor God zich laat kennen, in plaats van een mantra dat zichzelf en onze identiteit bevestigt. Enkele predikanten uit de breedte van kerkelijk Nederland, die door het NBG gevraagd werden te reageren op een aantal begrippen rond de Bijbel, lieten soortgelijke geluiden horen: ‘Maak het niet te lief!’, ‘Het mag best een beetje schuren’, ‘Ja, natuurlijk geeft de Bijbel troost en hoop, maar soms is het ook gewoon een irritant boek, dat me vraagt om dingen te doen waar ik helemaal geen zin in heb.’

Als exegeet ben ik het er van harte mee eens: de Bijbel is geen Chicken Soup for the Christian Soul (zoals een in Amerika veel verkocht boek heet) en verdient het om zorgvuldig bestudeerd te worden. Al was het maar omdat veel Bijbelteksten zonder die bestudering en kennis van hun context vooral vervreemding oproepen. Toch zie ik ook de waarde van een manier van Bijbelgebruik die juist aansluit bij de ervaringscultuur waar Wisse over spreekt. Dat kerken als Mozaïek, waar de Bijbeluitleg is ingebed in een vorm van liturgie die sterk gericht is op ervaring, ongekend veel bezoekers trekken, geeft op z’n minst te denken. Bovendien heeft een omgang met het Woord die het hele lijf aanspreekt, goede en oude papieren in de joodse traditie.

In de zandbak

Een anekdote ter illustratie. Recent maakte ik van dichtbij mee hoe de Bijbel op een onverwachte plek ging leven: in de zandbak. En dan bedoel ik niet die 5×5 meter bij de plaatselijke speeltuin waar overdag kinderen en ’s nachts katten zich vermaken, maar een van onderen belichte bak van één vierkante meter waar op een kunstige manier zand op werd gestrooid, gladgestreken, en herverdeeld, waardoor in een paar minuten het hele kerstverhaal werd uitgebeeld. Het is inmiddels een bekend fenomeen: een zandtovenaar, of, in dit geval, de zandprinses, die je met bewegende zandplaatjes, onderlegd met muziek, meeneemt in een Bijbelverhaal. In dit geval op initiatief van een kerk in onze woonplaats, met van tevoren rondgebrachte goodiebags zodat ook thuis tot groot plezier van de ouders met zand gekliederd kon worden.

‘Schitterend’, vindt de één, ‘kitsch’, vindt de ander. Zelf voel ik beide emoties: de Barbie-achtige vrouwen en jaren-50-kinderBijbel-Jezus roepen, zacht gezegd, ongemak bij me op. Daardoor voel ik de behoefte me ervan te distantiëren, of op z’n minst uit te leggen dat het zo makkelijk en mooi toch allemaal niet was volgens de Bijbeltekst en historische gegevens. Maar tegelijk werd ik er ook in meegezogen, niet in de laatste plaats omdat ik zag hoe geboeid mijn (toch ook best kritische) kinderen ernaar keken. Hetzelfde gevoel besluipt me bij het kijken naar The Passion, ook al een paar jaar een jaarlijks terugkerend event. Nee, Jezus had geen stoer leren jack aan, en Maria geen galajurk. En voor zover we weten, zongen Jezus en Judas elkaar niet toe op dat ene beslissende moment in Getsemane. Maar de spanning, de worsteling, de verontwaardiging, en uiteindelijk de opluchting – kortom, de beleving van het verhaal – komen wel binnen op deze manier.

Misschien is dat wel de plek waar je moet beginnen. Relevantie of zelfs urgentie zijn niet in de eerste plaats intellectuele begrippen: ze gaan over wat ons ten diepste raakt. Als uit zo’n ervaring van geraakt zijn de motivatie ontstaat om verdieping te zoeken: des te beter. Zowel Paulus als de auteur van Hebreeën moedigen hun lezers immers aan om melk uiteindelijk in te ruilen voor vast voedsel, om zo ‘de draagwijdte van de verkondigde gerechtigheid’ te kunnen bevatten.

Zelf zou ik het nog iets anders zeggen. Wat mij betreft zijn de ‘melk’ van Bijbelervaring en het ‘vaste voedsel’ van Bijbelstudie geen tegenstellingen, en ook geen stadia in een lineair ontwikkelingsproces, maar polen van een doorgaande beweging, die we als individuen, maar ook als kerken en organisaties steeds weer mogen maken, en waartoe we elkaar steeds weer mogen uitnodigen.

Een Bijbel zonder kaft

Reflectie op de Bijbel in de eenentwintigste eeuw is niet compleet zonder stil te staan bij de digitale ontwikkelingen. Nog steeds geven veel lezers de voorkeur aan een papieren Bijbel of aan een combinatie van papier en digitaal. Maar dankzij de alomtegenwoordigheid van digitale middelen is de Bijbel voor veel mensen allang niet meer het boek dat je van kaft tot kaft leest (hoewel de Bijbel-in-een-jaarchallenge nog steeds aanhangers heeft), en vooral op vaste plekken en momenten. Bijbellezen is steeds meer een hybride concept, dat zich op diverse plekken en in diverse vormen aandient.

De versnipperde manier van lezen die digitale middelen bijna vanzelf met zich meebrengen, onderstreept en ondersteunt de verschuiving van de Bijbel als een massief, bijna monolithisch concept, naar – ja, wat eigenlijk? Daar is zeker binnen het Nederlands taalgebied nog relatief weinig onderzoek naar gedaan. Wie er vooral kritisch naar kijkt, zou kunnen spreken van een ‘tegeltjes-bijbel’ – een Bijbel die enkel nog bestaat uit mooi opgemaakte, contextloze verzen over liefde, vrede en licht (de meest gebruikte zoektermen op deBijbel.nl in 2020), en teksten zoals Psalm 139, Matteüs 5 en Romeinen 8:28. Een cynische verwijzing naar de ervarings-, en misschien zelfs ‘feel-good’- cultuur, ligt voor de hand. Aan de andere kant klopt ‘contextloos’ juist niet: de literaire en historische context maken alleen wel plaats voor nieuwe contexten. In het geval van ‘tegeltjes’ de omringende posts en advertenties van het desbetreffende social medium. Losse Bijbelteksten krijgen zo als vanzelf een commentaarfunctie op het nieuws van de dag, zoals dat via diverse media bij ons binnenkomt. En juist daar en daardoor krijgen ze betekenis, door een vorm van intertekstualiteit waarvan Matteüs en Paulus niet hadden kunnen dromen.

Uiteindelijk is de Bijbel altijd groter. Groter dan de zandbak, groter dan de preekstoel, de eettafel en de studeerkamer, groter dan een app en zelfs groter dan de kaft die hem traditioneel omsluit. Om dat te blijven ontdekken en elkaar erop te blijven wijzen, is studie van de brontalen en de historische context, zoals bijvoorbeeld Talstra bepleit, zeker een vereiste. Maar minstens even hard nodig is de studie van onszelf, om zicht te krijgen op onze al te gemakkelijke aannames, onze ‘canon-binnen-de-canon’, op al te masculiene, blanke, gederadicaliseerde, of op specifieke moraaltheologische onderwerpen gefixeerde godsbeelden. Kortom: op onze neiging om de Bijbeltekst te laten zeggen wat ons goed uitkomt.

Als we open en lerend omgaan met de Bijbel, zullen we ‘met alle heiligen de lengte en de breedte, de hoogte en de diepte kunnen begrijpen, ja de liefde van Christus kennen die alle kennis te boven gaat, opdat u zult volstromen met Gods volkomenheid’ (Efeziërs 3:18-19). Of dat nou in de kerk is, in de zandbak, aan de eettafel, bij de voedselbank, of op Facebook en Twitter.

Dr. Anne-Mareike Schol-Wetter is hoofd Bijbelgebruik bij het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.

Bronvermelding

Anne-Mareike Schol-Wetter, ‘De Bijbel is altijd groter’ in: Met Andere Woorden 40/1 (mei 2021), 74-81.

Geraadpleegde literatuur

  • T. Bernts & J. Berghuis, God in Nederland, Utrecht 2016.
  • W. van Peursen, ‘Is the Bible Losing its Covers? Conceptualization and Use of the Bible on the Threshold of the Digital Order’ in: HIPHIL Novum 1/1 (2014), 44-58.
  • S. Stoppels, F. Barnhoorn & A. Schol-Wetter (red.), De Bijbel in Nederland, Haarlem 2018.
  • M. Wisse, De Bijbel in het Midden, Utrecht 2018.

Gerelateerde berichten

Wat kleitabletten vertellen over de Babylonische ballingschap – een interview met Caroline Waerzeggers

De Bijbelse geschiedschrijving houdt in 2 Koningen 25 op met de verwoesting van Jeruzalem en gaat pas een kleine eeuw later weer verder in Ezra en Nehemia. Hoe het de ballingen in de tussentijd verging, daar vertelt de Bijbel vrijwel niets over. Slaagden ze erin in Babylonië een nieuw bestaan op te bouwen, zoals Jeremia aanraadde (Jeremia 29:4-7)? En mocht dat wel van de Babylonische overheid? Recent archeologisch onderzoek werpt daar eindelijk licht op.

Lees meer
Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.26.9
Volg ons