Wat zegt de Bijbel over geboorte?
De geboorte van een kind is een bijzondere gebeurtenis. Vaak is het de vervulling van een wens die de ouders koesterden. Nieuw leven kan verwondering, blijdschap en dankbaarheid met zich mee brengen. Maar soms ook verdriet om verwachtingen die niet uitkomen. De geboorte van een kind maakt de kwetsbaarheid van het leven voelbaar. En het besef dat er wezenlijke dingen in het leven zijn die mensen niet zelf in de hand hebben.
Verbondenheid en trouw
In de Bijbel staan verhalen over mannen en vrouwen die lang moeten wachten voordat ze een kind krijgen. Bijvoorbeeld het verhaal over Hanna en haar zoon Samuel (1 Samuel 1:9-20) en het verhaal van Elisabet en Zacharias (Lucas 1:5-17).
We lezen in de Bijbel ook over Gods trouw voor de toekomst. Hij verbindt zich met kinderen en de komende generaties. In de psalmen wordt verwoord hoe Gods nabijheid vanaf het prilste begin gevoeld wordt (Psalm 22:10-11). En in de Bijbel staat dat Gods verbond met de mensen doorgaat, door alle tijden heen: na de zondvloed sluit God een verbond met Noach, zijn zonen, en alle komende generaties (Genesis 9:16).
Dankbaar
De verbondenheid met God vanaf het begin van ons leven, en de dankbaarheid voor Gods goedheid en trouw sluiten aan bij teksten in de Bijbel.
‘Bij mijn geboorte vingen uw handen mij op,
van de moederschoot af bent u mijn God.’ (Psalm 22:11)‘Hij heeft ons gemaakt, hem behoren wij toe.' (Psalm 100:3)
‘De HEER is goed,
zijn liefde duurt eeuwig,
zijn trouw van geslacht op geslacht.’ (Psalm 100:5)‘U was het die mijn nieren vormde,
die mij weefde in de buik van mijn moeder' (Psalm 139:15)
Bescherming
Je kunt een kind toevertrouwen aan de bescherming van God. Als het net geboren is, als het opgroeit, en door heel het leven heen.
‘De HEER is je wachter,
de HEER is de schaduw
aan je rechterhand:
overdag kan de zon je niet steken,
bij nacht de maan je niet schaden.
De HEER behoedt je voor alle kwaad,
hij waakt over je leven,
de HEER houdt de wacht
over je gaan en je komen
van nu tot in eeuwigheid.’ (Psalm 121:5-8)