
wisseling van de seizoenen
Een dik pak sneeuw, een stevige storm, of juist een zwoele zomeravond. In Nederland en Vlaanderen kennen we het allemaal. Maar niet overal zijn de seizoenen hetzelfde. Hier valt er vaak sneeuw in de winter, terwijl dat in Israël bijvoorbeeld maar weinig voorkomt. De zomers in Israël zijn weer veel warmer en droger dan hier.
Seizoenen in de Bijbel
Over de verschillende seizoenen staat niet veel in de Bijbel. Maar dat er verschillende seizoenen bestaan, wordt al in het verhaal over de schepping verteld (Genesis 1:14). Aan Noach vertelt God dat de verschillende seizoenen hun eigen functie hebben: de tijd om te zaaien, te oogsten enz. (Genesis 8:22). En in Spreuken 26:1 staat dat elke seizoen zijn eigen kenmerken heeft: sneeuw past niet bij de zomer en regen past niet bij het voorjaar, de tijd waarop in Israël de oogst binnengehaald wordt.
Seizoenen waren in de tijd van de Bijbel nog belangrijker dan bij ons. De mensen waren voor een goede oogst afhankelijk van de regen in het voor- en najaar (Deuteronomium 11:13-15). De seizoenen bepaalden zelfs wanneer het een geschikt moment was om oorlog te voeren (2 Samuel 11:1).
Deze afhankelijkheid van de seizoenen zien we ook terug in Jakobus 5:7. De schrijver vergelijkt zijn lezers met een boer die geduldig moet wachten op de oogst. Net als deze boer moeten de gelovigen geduldig blijven wachten tot het moment waarop God komt.
De zegening van de seizoenen
In de Bijbel lezen we dat God de seizoenen aan mensen heeft gegeven om op aarde te kunnen leven. De verschillende jaargetijden zijn een zegening van God (Deuteronomium 33:14).
De dichter van Psalm 74 zingt over God die de verschillende seizoenen gemaakt heeft:
‘U hebt de grenzen van de aarde bepaald,
zomer en winter – u hebt ze gevormd.’ (Psalm 74:17)
Paulus en Barnabas vertellen aan de mensen in Lystra hoe God voor alle mensen zorgt doordat hij hun de mogelijkheid heeft gegeven om voedsel te verbouwen:
‘Hij heeft in het verleden alle volken hun eigen weg laten gaan, maar heeft toch blijk gegeven van zijn goedheid: vanuit de hemel heeft hij u regen geschonken en vruchtbare seizoenen, hij heeft u overvloedig te eten gegeven en u zodoende vreugde gebracht.’ (Handelingen 14:17)
Voor alles is een tijd
Soms ervaren mensen hun eigen leven ook als een wisseling van seizoenen. Je wordt geboren, je groeit op, je wordt ouder en je sterft. In Prediker 3 lezen we dat er voor alles een tijd, een eigen seizoen is. Er zijn tijden waarop we met volle teugen van het leven kunnen genieten, maar er zijn ook tijden waarop het leven soms zwaar en moeilijk is.
‘Voor alles wat gebeurt is er een uur,
een tijd voor alles wat er is onder de hemel.
Er is een tijd om te baren
en een tijd om te sterven,
een tijd om te planten
en een tijd om te rooien.’ (Prediker 3:1-2)
Bijbelverzen
- Deuteronomium 11:13-15
- Deuteronomium 33:14
- Psalmen 74:17
- Spreuken 26:1
- Prediker 3:1-2
- Spreuken 20:4
- Handelingen 14:7
- Jakobus 5:7
- Genesis 1:14
- Genesis 8:22