Middernachtsdienst
Psalm 118 (119) is de langste psalm en één van de belangrijkste bestanddelen van de middernachtdienst volgens het huidige Oosters-orthodoxe officie. Monniken en monialen bidden deze vroeg in de ochtend, volgens het ritme van hun klooster. Deze psalm wordt ook gelezen tijdens de wake voor de overledene. Orthodoxe gelovigen kennen deze psalm ook van Goede Vrijdag wanneer, na de dienst van de graflegging, bij de icoon van Christus in het graf (de ‘epitaaf’) deze psalm wordt gelezen.
Met een studie, baan en/of gezin is het lastig om deze psalm in zijn geheel te lezen. Je kunt eventueel in bed het refrein zeggen: ‘Gezegend bent U, Heer, leer mij uw voorschriften.’ En als je niet kunt slapen, zou je kunnen opstaan, licht maken bij je iconen en de psalm rustig lezen. Hij brengt je gedachten tot rust en maakt je bewust van Gods aanwezigheid in je leven. Eventueel zou je je gebedssnoer erbij kunnen pakken en een aantal keren het Jezusgebed herhalen: ‘Heer, Jezus Christus, Zoon van God, ontferm U over mij’. Hopelijk kun je dan rustig slapen.
Prokimen 118:12
Gezegend bent U, Heer,
leer mij uw voorschriften.
Psalm 118
1 Alleluja.
Zalig wie onberispelijk de weg volgen
en leven naar de wet van de Heer.
2 Zalig wie zijn getuigenissen overpeinzen
en Hem zoeken met heel hun hart.
3 Want zij bedrijven geen onrecht
maar bewandelen zijn wegen.
4 U hebt ons uw geboden gegeven
om ze zorgvuldig te onderhouden.
5 Laat mijn wegen gericht zijn
op het volgen van uw voorschriften.
6 Dan zal ik niet beschaamd worden
als ik al uw geboden in acht neem.
7 Ik wil U danken, Heer, met een oprecht hart,
nu ik uw rechtvaardige besluiten heb leren kennen.
8 Uw voorschriften zal ik koesteren;
Heer, verlaat mij niet voorgoed.
9 Hoe kan wie jong is zijn weg richting geven?
Door uw woorden te onderhouden.
10 Met heel mijn hart heb ik U gezocht,
laat mij niet van uw geboden afdwalen.
11 In mijn hart heb ik uw woorden geborgen
opdat ik niet tegen U zondig.
12 Gezegend bent U, Heer,
leer mij uw voorschriften.
13 Met mijn lippen verkondig ik
al de besluiten van uw mond.
14 Het volgen van uw getuigenissen geeft mij vreugde,
zoals grote rijkdom die kan geven.
15 Ik bezin mij op uw geboden
en beschouw uw wegen.
16 Ik overdenk uw voorschriften;
uw woorden wil ik niet vergeten.
17 Schenk uw dienaar wat hem toekomt.
Doe mij leven en ik zal uw woord bewaren.
18 Neem de sluier van mijn ogen
en ik zal inzien hoe wonderbaarlijk uw wet is.
19 Een vreemdeling ben ik op aarde;
verberg uw geboden niet voor mij.
20 Mijn ziel hunkert
naar uw besluiten, te allen tijde.
21 U straft de hoogmoedigen;
vervloekt zijn wie zich van uw geboden afkeren.
22 Neem smaad en verachting van mij weg,
want ik onderzoek uw getuigenissen.
23 Heersers gaan zitten om mij te belasteren,
maar uw dienaar bezint zich op uw voorschriften.
24 Ja, uw getuigenissen zijn steeds in mijn gedachten
en uw voorschriften zijn mijn raadgevers.
25 Mijn ziel kleeft aan de grond;
doe mij leven volgens uw woord.
26 Mijn wegen maak ik bekend en U hebt mij gehoord.
Leer mij uw voorschriften.
27 Doe mij de weg van uw voorschriften begrijpen;
ik zal mij op uw wonderen bezinnen.
28 Mijn ziel sluimert door moedeloosheid,
geef mij kracht door uw woorden.
29 Behoed mij voor de weg van onrecht
en ontferm u over mij door uw wet.
30 De waarachtige weg verkies ik,
uw besluiten ben ik niet vergeten.
31 Ik klamp mij vast aan uw getuigenissen.
Heer, maak mij niet te schande.
32 Ik snel over de weg van uw geboden,
want U verruimt mijn hart.
33 Leer mij, Heer, de weg van uw voorschriften
en ik zal ze voortdurend onderzoeken.
34 Geef mij inzicht, en ik zal uw wet doorvorsen
en haar met heel mijn hart bewaren.
35 Leid mij in het spoor van uw geboden
want daar gaat mijn hart naar uit.
36 Neig mijn hart naar uw getuigenissen
en niet naar hebzucht.
37 Wend mijn ogen af van ledigheid,
geef mij leven op uw weg.
38 Bevestig uw woord aan uw dienaar,
zodat hij ontzag voor U heeft.
39 Neem van mij weg de schande die mij beangstigt,
want uw besluiten zijn mild.
40 Zie, ik hunker naar uw geboden;
doe mij leven in uw gerechtigheid.
41 Laat uw barmhartigheid over mij komen, Heer,
uw heil, zoals U hebt beloofd.
42 Wie mij belasteren, spreek ik tegen,
want op uw woorden vertrouw ik.
43 Neem de waarheid nooit weg uit mijn mond,
want ik hoop op uw besluiten.
44 Uw wet bewaar ik voortdurend,
voor eeuwig, ja voor eeuwig en altijd.
45 Ik krijg de ruimte en ga voort
want uw geboden neem ik in acht.
46 Ik heb van U getuigd tegenover koningen,
zonder mij te schamen.
47 Ik overdenk uw geboden,
die ik vurig liefheb.
48 Ik hef mijn handen op naar uw geboden, die ik bemin,
ja, ik bezin me op uw voorschriften.
49 Denk aan het woord tot uw dienaar,
waarmee U mij hoop gaf.
50 Dit troost mij in mijn vernedering,
want uw godswoord geeft mij leven.
51 Hoogmoedigen treden uw wet met voeten,
maar ik keer me niet af van uw wet.
52 Wanneer ik denk aan uw eeuwige besluiten, Heer,
dan word ik getroost.
53 Ontmoediging maakt zich van mij meester
vanwege de zondaars die zich afkeren van uw wet.
54 Uw voorschriften werden mij tot liederen
in het oord waar ik als vreemdeling woonde.
55 's Nachts is uw naam in mijn gedachten, Heer,
ik bewaar uw wet.
56 Dit gebeurt mij,
omdat ik uw voorschriften onderzoek.
57 U bent mijn deel, Heer; ik heb gezegd
mij te houden aan uw wet.
58 Met heel mijn hart smeek ik voor uw aangezicht:
ontferm u over mij zoals U hebt beloofd.
59 Ik heb nagedacht over uw wegen
en keer mijn voeten naar uw getuigenissen.
60 Ik ben vastbesloten en onbevreesd
om uw geboden te bewaren.
61 Touwen van zondaars omsnoeren mij,
maar uw wet vergeet ik niet.
62 Midden in de nacht sta ik op en loof U
om uw rechtvaardige besluiten.
63 Ik ben een metgezel van allen die ontzag voor U hebben
en uw geboden bewaren.
64 Heel de aarde is vol van uw barmhartigheid, Heer,
leer mij uw voorschriften.
65 U bent goed geweest voor uw dienaar, Heer,
volgens uw woord.
66 Leer mij goedheid, geef mij inzicht en kennis,
want ik vertrouw op uw geboden.
67 Voordat ik vernederd werd, beging ik een overtreding;
daarom houd ik mij nu aan uw woord.
68 Goed bent U, Heer, en in uw goedheid:
leer mij uw voorschriften.
69 De hoogmoedigen plegen steeds meer onrecht tegen mij,
maar ik wil met heel mijn hart uw geboden onderzoeken.
70 Hun hart is gestremd als melk,
maar ik bezin mij op uw wet.
71 Het is goed voor mij dat U mij nederig hebt gemaakt,
opdat ik uw voorschriften leer.
72 Goed voor mij is de wet uit uw mond,
beter dan duizenden goud- of zilverstukken.
tweede stasis
73 Uw handen hebben mij gemaakt en gevormd;
laat me dit bevatten en ik zal uw geboden leren.
74 Wie U vrezen, zien mij met blijdschap,
want in uw woorden heb ik mijn hoop gesteld.
75 Ik erken, Heer, dat uw besluiten rechtvaardig zijn;
door de waarheid hebt U mij nederig gemaakt.
76 Laat uw ontferming mij toch troosten
zoals U aan uw dienaar hebt beloofd.
77 Laat uw barmhartigheid over mij komen en ik zal leven,
want uw wet is steeds in mijn gedachten.
78 Laat de hoogmoedigen die mij onrecht aandoen beschaamd staan;
ik echter bezin mij op uw geboden.
79 Laten zich tot mij wenden wie U vrezen
en wie uw getuigenissen kennen.
80 Laat mijn hart dankzij uw voorschriften onberispelijk zijn,
dan zal ik niet beschaamd worden.
81 Mijn ziel smacht naar uw redding;
ik hoop op uw woord.
82 Mijn ogen bezwijken van het uitzien naar uw godswoord
en vragen: ‘Wanneer zult U mij troosten?’
83 Want ik werd als een bevroren wijnzak;
toch ben ik uw voorschriften niet vergeten.
84 Hoeveel dagen resten uw dienaar nog?
Wanneer zult U mij recht verschaffen tegenover mijn vervolgers?
85 Overtreders van de wet steken onzinnige verhalen tegen mij af,
maar dat is niet volgens uw wet, Heer.
86 Al uw geboden zijn waarachtig;
ten onrechte vervolgen ze me: help mij.
87 Bijna hadden ze mij te gronde gericht;
toch heb ik uw geboden niet verlaten.
88 Geef me leven volgens uw barmhartigheid
en ik zal de getuigenissen uit uw mond bewaren.
89 Heer, voor eeuwig en altijd
staat uw woord vast in de hemel.
90 Uw waarheid duurt van generatie op generatie,
U hebt de aarde gegrondvest en zij houdt stand.
91 De dag verloopt zoals U beschikt
want alles is U dienstbaar.
92 Als uw wet niet steeds in mijn gedachten zou zijn,
dan was ik in mijn vernedering ten onder gegaan.
93 Tot in eeuwigheid zal ik uw voorschriften niet vergeten
want hierdoor geeft U mij leven.
94 U behoor ik toe: red mij,
want uw voorschriften heb ik gezocht.
95 Zondaars liggen op de loer om mij te gronde te richten
maar uw getuigenissen geven mij inzicht.
96 Ik heb gezien dat alles, hoe volmaakt ook, zijn grenzen kent;
maar uw gebod strekt zich zeer wijd uit.
97 Hoe lief heb ik uw wet, Heer;
de hele dag zijn mijn gedachten ervan vervuld.
98 Uw gebod maakt mij wijzer dan mijn vijanden,
want eeuwig blijft het me bij.
99 Ik heb meer inzicht dan allen die mij onderwezen
want uw getuigenissen zijn steeds in mijn gedachten.
100 Ik kreeg meer inzicht dan de oudsten,
want uw geboden heb ik onderzocht.
101 Mijn voeten mijden elk slecht pad,
zodat ik mij aan uw woorden houd.
102 Ik wijk niet af van uw besluiten,
want U bent het die mij onderricht.
103 Hoe zoet zijn uw woorden voor mijn gehemelte,
zoeter dan honing voor mijn mond.
104 Door uw geboden krijg ik inzicht;
daardoor haat ik iedere weg van onrecht.
105 Uw wet is een lamp voor mijn voet
en een licht op mijn pad.
106 Ik heb het gezworen en ben vastbesloten
uw rechtvaardige besluiten te bewaren.
107 Ik word diep vernederd;
Heer, doe mij leven naar uw woord.
108 Schep behagen, Heer, in de vrijwillige offergaven van mijn mond
en breng mij uw besluiten bij.
109 Mijn ziel is voortdurend in uw handen,
en uw wet vergeet ik niet.
110 Zondaars spannen een strik voor mij,
maar ik wijk niet af van uw geboden.
111 Ik heb uw getuigenissen voor eeuwig geërfd,
ze zijn de vreugde van mijn hart.
112 Ik beweeg mijn hart ertoe uw voorschriften te volgen,
omwille van een eeuwige beloning.
113 Wetsovertreders haat ik
maar uw wet heb ik lief.
114 Mijn helper en mijn beschermer bent U;
op uw woord heb ik mijn hoop gevestigd.
115 Ga weg van mij, jullie die kwaad doen,
want ik wil de geboden van mijn God onderzoeken.
116 Sta mij bij zoals U hebt beloofd en doe mij leven;
stel mijn verwachting niet teleur.
117 Help mij, dan zal ik gered zijn
en uw voorschriften blijven overdenken.
118 U kijkt neer op allen die zich van uw voorschriften afkeren,
want hun overwegingen zijn onrechtvaardig.
119 Ik beschouw alle zondaars op aarde als overtreders;
daarom blijf ik uw getuigenissen liefhebben.
120 Doordring mijn vlees met ontzag voor U
want ik ben beducht voor uw besluiten.
121 Ik heb gedaan wat recht en rechtvaardig is;
lever mij niet uit aan wie mij onrecht doen.
122 Waarborg het welzijn van uw dienaar
en laat de hoogmoedigen mij niet vals beschuldigen.
123 Mijn ogen bezwijken van het uitzien naar uw redding,
naar de gerechtigheid die U hebt beloofd.
124 Behandel uw dienaar volgens uw barmhartigheid
en leer mij uw voorschriften.
125 Uw dienaar ben ik: geef mij inzicht
en ik zal uw getuigenissen kennen.
126 Het is tijd voor de Heer om te handelen,
zij maken uw wet kapot.
127 Hierom heb ik uw geboden lief,
meer dan goud of topaas;
128 hierom handel ik naar uw geboden:
ik haat iedere weg van onrecht.
129 Wonderbaarlijk zijn uw getuigenissen;
daarom heeft mijn ziel ze onderzocht.
130 De duiding van uw woorden brengt licht
en geeft inzicht aan kinderen.
131 Ik open mijn mond en haal adem,
want ik smacht naar uw geboden.
derde stasis
132 Zie om naar mij, ontferm u over mij,
zoals U hebt besloten voor wie uw naam liefhebben.
133 Richt mijn voetstappen naar uw woord
en laat geen enkele wandaad macht over mij krijgen.
134 Verlos me van de laster van de mensen
en ik zal uw geboden bewaren.
135 Laat uw aangezicht over uw dienaar schijnen
en leer mij uw voorschriften.
136 Mijn ogen vergieten stromen van water,
omdat ik uw wet niet onderhoud.
137 U bent rechtvaardig, Heer,
en uw oordelen zijn juist.
138 U gebiedt rechtvaardigheid en volkomen waarheid
om van U te getuigen.
139 De ijver voor U verteert mij;
mijn vijanden zijn uw woorden vergeten.
140 Uw woord is volkomen gelouterd;
uw dienaar heeft het lief.
141 Al ben ik jong en geminacht,
uw voorschriften ben ik niet vergeten.
142 Uw rechtvaardigheid is rechtvaardigheid voor eeuwig
en uw wet is waarheid.
143 Kwelling en verdriet weten mij te vinden
maar uw geboden zijn steeds in mijn gedachten.
144 Uw getuigenisen zijn voor eeuwig rechtvaardig;
geef mij inzicht, en ik zal leven.
145 Met heel mijn hart roep ik uit: verhoor mij, Heer,
vurig zoek ik uw voorschriften.
146 Tot U roep ik: red mij
en ik zal uw getuigenissen bewaren.
147 Bij nacht en ontij sta ik op en roep het uit,
op uw woorden stel ik mijn hoop.
148 Voor dag en dauw zijn mijn ogen open
om uw woorden te overdenken.
149 Luister naar mijn stem, Heer, in uw barmhartigheid;
volgens uw besluit: doe mij leven!
150 Zij die mij onrechtmatig vervolgen, naderen mij
maar van uw wet nemen zij afstand.
151 Maar U bent dichtbij, Heer,
en al uw wegen zijn waarachtig.
152 Van uw getuigenissen weet ik vanaf het begin
dat U ze voor eeuwig hebt vastgesteld.
153 Zie mijn vernedering en bevrijd mij,
want ik ben uw wet niet vergeten.
154 Verschaf mij recht en verlos mij;
omwille van uw woord: doe mij leven!
155 Redding is ver verwijderd van zondaars,
want zij zoeken uw voorschriften niet.
156 Uw barmhartigheid is groot, Heer,
volgens uw besluit: doe mij leven!
157 Met velen zijn mijn vervolgers en belagers,
maar ik heb me niet afgekeerd van uw getuigenissen.
158 Ik zie hoe dwaas ze handelen en ik lijd daaronder,
omdat ze zich niet houden aan uw woorden.
159 Zie hoezeer ik uw geboden liefheb, Heer,
door uw barmhartigheid: doe mij leven!
160 Het begin van uw woorden is waarheid,
en al uw rechtvaardige besluiten zijn voor eeuwig.
161 Vorsten vervolgen mij zonder reden,
maar mijn hart vreest alleen uw woorden.
162 Jubelen wil ik over uw godswoorden
als iemand die een grote buit vindt.
163 Onrecht haat en verafschuw ik,
maar uw wet heb ik lief.
164 Zevenmaal per dag loof ik U
om uw rechtvaardige besluiten.
165 Groot is de vrede voor wie uw wet liefhebben:
er is voor hen geen struikelblok.
166 Ik verwacht uw heil, Heer,
uw geboden heb ik lief.
167 Mijn ziel koestert uw getuigenissen
en heeft ze innig lief.
168 Ik bewaar uw geboden en uw getuigenissen
want al mijn wegen liggen voor U open, Heer.
169 Laat mijn smeekgebed dicht bij U komen, Heer,
geef mij inzicht zoals U hebt beloofd.
170 Moge mijn verzoek voor uw aangezicht komen,
bevrijd mij zoals U hebt beloofd.
171 Laten mijn lippen overvloeien van lof
wanneer U mij uw voorschriften leert.
172 Moge mijn tong uw woord bekend maken,
want al uw geboden zijn rechtvaardig.
173 Strek uw hand uit om mij te redden,
want uw geboden verkies ik.
174 Ik verlang naar uw redding, Heer,
uw wet is steeds in mijn gedachten.
175 Mijn ziel zal leven en U loven;
uw besluiten zullen mij helpen.
176 Als een verloren schaap dwaal ik rond:
zoek uw dienaar, want uw geboden vergeet ik niet.