Eerste uur
Psalm 89 (90) is een van de drie psalmen die in het Oosters-orthodoxe dienst van het eerste uur wordt gelezen. Het is ook volgens de indeling in vijf boeken de eerste psalm van het vierde boek, dat verbonden is met de profeet Mozes. De woorden van Mozes kijken terug en verhalen van Gods machtige hand die ons naar dit moment heeft gevoerd. Ze vormen ook een bezinning op de nietigheid van ons bestaan en hoe vaak we God hebben teleurgesteld. Maar ook: ‘In de ochtend waren wij vervuld van uw ontferming; en we jubelden en juichten.’ Onder Gods leiding wordt het werk van onze handen bevestigd.
Het eerste uur in de Joodse en Byzantijnse tijdrekening komt overeen met zes uur ‘s ochtends volgens de huidige (Romeinse) tijdrekening. Voor veel mensen is dit nogal vroeg, dus je kunt ervoor kiezen om dit gebedsmoment zoals in de kloosterpraktijk wat te verplaatsen. Een passende gelegenheid is vlak voordat je aan de bezigheden van je dag begint. Je vraagt de zegen van God over je werk. Als je weinig tijd hebt gebruik je de korte versie (het prokimen); dat is het vers waarmee psalm 89 (90) eindigt:
Laat de glans van de Heer, onze God, op ons rusten.
Bevestig het werk van onze handen,
ja, het werk van onze handen, bevestig dat.
89 (90) Vierde boek
1 . Een gebed van Mozes, man van God.
Heer, U bent voor ons een toevlucht geweest, van generatie op generatie.
2 Al voordat de bergen ontstonden
en de aarde en de bewoonde wereld werden gevormd, bent U, van eeuwigheid tot eeuwigheid.
3 Haal de mens niet omlaag naar het stof van zijn bestaan, terwijl U gezegd hebt: ‘Keer je om, mensenkinderen.’
4 Want duizend jaar is in uw ogen als gisteren als de dag die voorbij ging,
als een wake in de nacht.
5 Nietig zijn de jaren van hun leven;
in een ochtend gaan ze voorbij als gras.
6 Dat bloeit in de morgen en vergaat weer;
in de avond valt het neer, verhard en verdroogd.
7 Want uw woede deed ons ten onder gaan, uw toorn schokte ons.
8 U hebt onze wandaden voor U geplaatst,
onze levensjaren in het licht van uw aangezicht.
9 Want al onze dagen komen tot een einde
en door uw woede gaan wij ten onder.
Onze jaren worden beschouwd als het web van een spin.
10 De dagen van ons leven: ze omvatten zeventig jaren, en wanneer we sterk zijn: tachtig jaar.
En ze bestaan grotendeels uit moeite en zwoegen,
maar uw zachtmoedigheid is over ons gekomen en onderricht ons.
11 Wie kent de kracht van uw woede
en kan met gepaste vrees uw toorn wegen?
12 Maak mij de daden van uw rechterhand bekend
en toon me hen die in hun hart zijn onderwezen met wijsheid.
13 Keer terug, o Heer; hoelang nog? Troost uw dienaren.
14 In de ochtend waren wij vervuld van uw ontferming; en we jubelden en juichten.
15 Laat ons alle dagen van ons leven blij zijn
omwille van de dagen waarin U ons nederig gemaakt hebt, de jaren waarin we onheil zagen.
16 Aanschouw uw dienaren en uw werken en leid hun kinderen.
17 Laat de glans van de Heer, onze God, op ons rusten. Bevestig het werk van onze handen,
ja, het werk van onze handen, bevestig dat.