12Gelukkig het volk dat de HEER als zijn God heeft,
de natie die Hij verkoos als de zijne.
13Uit de hemel ziet de HEER omlaag
en slaat Hij de sterveling gade.
14Vanaf zijn troon houdt Hij het oog
op allen die de aarde bewonen.
15Hij die de harten van allen vormt,
Hij doorziet al hun daden.
16Koningen winnen niet door een machtig leger,
brute kracht redt krijgsheren niet.
17Van geen nut zijn paarden voor de overwinning,
hoe sterk ook, ze bieden geen uitkomst.
18Het oog van de HEER rust op wie Hem vrezen
en hopen op zijn trouw:
19Hij zal hen redden in doodsgevaar,
bij hongersnood zal Hij hun leven sparen.
20Wij wachten vol verlangen op de HEER,
Hij is onze hulp en ons schild.
21Ja, om Hem is ons hart verblijd,
op zijn heilige naam vertrouwen wij.
22Schenk ons uw trouw, HEER,
op U is al onze hoop gevestigd.