5Daarom zegt Christus bij zijn komst in de wereld:
‘Offers en gaven hebt U niet verlangd,
maar U hebt Mij een lichaam gegeven;
6brand- en reinigingsoffers behaagden U niet.
7Toen heb Ik gezegd: “Hier ben Ik,”
want dit staat in de boekrol over Mij geschreven:
“Ik ben gekomen, God, om uw wil te doen.”’
8Eerst zegt Hij: ‘Offers en gaven hebt U niet verlangd, brand- en reinigingsoffers behaagden U niet’ – ook al zijn dit offers die volgens de wet worden gebracht. 9Dan zegt Hij: ‘Hier ben Ik, Ik ben gekomen om uw wil te doen,’ waarmee Hij het eerste opheft om het tweede van kracht te doen zijn. 10Op grond van die wil zijn wij geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus, voor eens en altijd.