7Johannes zei tegen de mensen die massaal uitliepen om zich door hem te laten dopen: ‘Addergebroed, wie heeft jullie wijsgemaakt dat je het komende oordeel kunt ontlopen? 8Breng vruchten voort die tonen dat jullie tot inkeer gekomen zijn, en zeg niet meteen bij jezelf: Wij hebben Abraham als vader. Want ik zeg jullie: God kan uit deze stenen kinderen van Abraham verwekken! 9Ja, de bijl ligt al aan de wortel van de boom: iedere boom die geen goede vruchten voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen.’
10De mensen vroegen hem: ‘Wat moeten we dan doen?’ 11Hij antwoordde: ‘Wie twee stel onderkleren heeft, moet delen met wie er geen heeft, en wie eten heeft moet hetzelfde doen.’ 12Er kwamen ook tollenaars om zich te laten dopen, en die vroegen hem: ‘Meester, wat moeten wij doen?’ 13Hij zei tegen hen: ‘Vorder niet meer dan wat jullie is opgedragen.’ 14Ook soldaten kwamen hem vragen: ‘En wij, wat moeten wij doen?’ Tegen hen zei hij: ‘Jullie mogen niemand afpersen en je ook niet laten omkopen, neem genoegen met je soldij.’
15Het volk was vol verwachting, en allen vroegen zich af of Johannes misschien de messias was, 16maar Johannes zei tegen hen: ‘Ik doop jullie met water, maar er komt iemand die machtiger is dan ik; ik ben het zelfs niet waard om de riemen van zijn sandalen los te maken. Hij zal jullie dopen met de heilige Geest en met vuur; 17Hij houdt de wan in zijn hand om zijn dorsvloer te reinigen, het graan zal Hij bijeenbrengen in zijn schuur en het kaf in onblusbaar vuur verbranden.’
18Op deze en andere wijze spoorde hij het volk aan en verkondigde hij hun het goede nieuws.