7/10 - Een leven in dienst van God
Bijbeltekst(en)
Matteüs 6
Als je Matteüs 6:19-24 leest, lijkt het op het eerste gezicht een willekeurige verzameling uitspraken van Jezus. Maar hoe hangen al deze uitspraken nu samen?
Jezus begint met een verbod: ‘Verzamel voor jezelf geen schatten op aarde’ (6:19). Het woord ‘schatten’ wijst op de vreemde kracht die spullen hebben: ze kunnen zomaar in het centrum van ons leven komen te staan. Maar je komt wel bedrogen uit: dit soort schatten zijn maar al te vergankelijk. In plaats daarvan moeten de leerlingen van Jezus schatten in de hemel verzamelen (6:20) onvergankelijk en onaantastbaar voor slijtage of diefstal. ‘Schatten in de hemel verzamelen’ is goed Joods taalgebruik voor het doen van goede daden en God die dat – op de een of andere manier – onthoudt en bewaart. Dat is bemoedigend als je het gevoel hebt dat jouw goede daad slechts een druppel op een gloeiende plaat is.
Dan volgt ineens een vreemde stelling: ‘Het oog is de lamp van het lichaam’ (6:22). Wat bedoelt Jezus hiermee? Waarschijnlijk dit: uit een oprecht, ruimhartig leven dat iets uitstraalt (het heldere oog) blijkt dat iemand vanbinnen verlicht is en dicht bij God leeft. Omgekeerd blijkt uit een ‘troebel’ leven dat iemand vanbinnen verduisterd is en ver van God leeft. Dan is het licht in je uitgegaan.
Dat brengt ons bij de uitspraak van Jezus dat de leerlingen niet twee heren kunnen dienen. De vreemde kracht van de aardse schatten krijgt hier een naam: mammon. Het is een Aramese naam die ‘welvaart’ of ‘geld’ betekent. Dat is de grootste vijand voor Jezus’ leerlingen. Niet de duivel. Niet andere goden van de volken om hen heen. Nee, de grootste dreiging komt van geld en bezit.
Waarom vormt dit de grootste bedreiging voor Jezus’ leerlingen, denk je? In hoeverre herken je dit uit je eigen leven?