Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Woensdag 3 maart

Bijbeltekst(en)

Exodus 33

12Mozes zei tegen de HEER: ‘U draagt mij wel op het volk verder te laten trekken, maar U hebt mij niet laten weten wie U met mij mee zult sturen, terwijl U toch gezegd hebt: “Jou heb Ik uitgekozen, jou ben Ik goedgezind.”

Exodus 33:12NBV21Open in de Bijbel

Exodus 33

18‘Laat mij toch uw majesteit zien,’ zei Mozes. 19Hij antwoordde: ‘Ik zal in mijn volle luister voor je langs gaan en in jouw bijzijn de naam HEER uitroepen: Ik schenk genade aan wie Ik genade wil schenken, en Ik ben barmhartig voor wie Ik barmhartig wil zijn. 20Maar,’ zei Hij, ‘mijn gezicht zul je niet kunnen zien, want geen mens kan Mij zien en in leven blijven.’ 21Toen sprak de HEER: ‘Er is een plaats op de rots waar je dicht bij Mij kunt komen staan. 22Als dan mijn majesteit voor je langs gaat, zal Ik je in een kloof laten schuilen en mijn hand beschermend voor je houden tot Ik voorbij ben. 23Als Ik mijn hand weghaal, zul je Mij van achteren zien; mijn gezicht mag niemand zien.’

Exodus 33:18-23NBV21Open in de Bijbel

-Door zuster Katharina-

Het evangelie van vorige zondag sprak over de gedaanteverandering van Jezus op de berg. Jezus wil zijn leerlingen als het ware sterken voor de gebeurtenissen die op til staan en geeft hun een voorafbeelding van zijn verheerlijking. Opeens staan ze voor de verrezen Jezus, die boven alle tijd en ruimte staat, de Heer van het leven. Zo zal het zijn, al worden de komende tijden grimmig en pijnlijk.

Dit verhaal heeft een soort pendant, een tegenhanger, in het Oude Testament in een episode die me heel dierbaar is, uit het boek Exodus.

Mozes trekt aan het hoofd van zijn volk door de woestijn op weg naar het beloofde land. De tocht vordert veel langzamer dan verwacht. Het is lastig, er is weinig comfort, het volk wordt ongedurig. Het krijgt honger en begint te zagen: waren we maar in Egypte gebleven, waarom zijn we vertrokken, we hadden het er toch goed? De ontberingen in de woestijn doen de slavernij in Egypte vergeten. Maar God luistert naar het volk. Hij geeft het manna uit de hemel en even is er rust. Mozes staat voortdurend in verbinding met God, maar de rust duurt nooit lang en het volk blijft klagen omdat het niet krijgt wat het wil. Het heeft honger, het heeft dorst, altijd iets…God wil een verbond sluiten met het volk en Hij roept Mozes op de berg te bestijgen om de wet te ontvangen. Mozes beklimt de berg, maar het duurt lang, te lang voor het ongedurige volk, dat vervalt tot afgoderij en een gouden kalf maakt. Mozes is woedend als hij dit ontdekt en gooit de platen met Gods woorden aan scherven. Ook God is boos en straft het volk. Maar zoals zo vaak springt Mozes in de bres en pleit voor dit volk. Tegelijk weet hij dat hij het volk niet alleen kan leiden, en leunt hij onvoorwaardelijk op de Heer. Mozes kijkt afwisselend naar het volk, waarmee hij zich één voelt, en naar God, in wiens opdracht hij leeft en werkt. Hij staat eenzaam in die bemiddelende rol. Hij wil enkel verder trekken als de Heer meereist met hen. Hij kan de zorg voor het volk niet alleen dragen.

In heel die context vraagt Mozes God om een teken dat hem kracht geeft en bemoedigt. Mozes vraagt om God te mogen zien, Hem te mogen aanschouwen. Is het een vraag van Mozes om versterking te krijgen, om bemoediging, om gerustgesteld te worden voor wat komen moet? Ze zitten nog altijd midden in de woestijn!

In het boek Exodus lezen we: ‘Mozes zei tegen de HEER: “U draagt mij wel op het volk verder te laten trekken, maar u hebt mij niet laten weten wie u met mij mee zult sturen, terwijl u toch gezegd hebt: ‘Jou heb ik uitgekozen, jou ben ik goedgezind.’”’ Mozes heeft behoefte aan zekerheid en legt zijn vraag aan God voor: ‘God, U hebt mij uitgekozen, U bent mij goedgezind. Mijn taak is zo zwaar, telkens weer sta ik tussen twee vuren. Ik ben zo moe! Help mij, geef mij zekerheid, wil dan nu ook ingaan op mijn vraag.’

‘”Laat mij toch uw majesteit zien,” zei Mozes. Hij antwoordde: “Ik zal in mijn volle luister voor je langs gaan en in jouw bijzijn de naam HEER uitroepen: ik schenk genade aan wie ik genade wil schenken, en ik ben barmhartig voor wie ik barmhartig wil zijn. Maar,” zei hij, “mijn gezicht zul je niet kunnen zien, want geen mens kan mij zien en in leven blijven.”

Mozes is door God uitgekozen. God is hem goedgezind. Mozes vraagt het ultieme, het strafste wat een mens kan vragen en blijkbaar is God hem zo goed genegen, dat Hij de vraag kan aanhoren en er zelfs mee zal instemmen. Mozes zal God zien, maar enkel van achteren. Niemand kan God zien en in leven blijven. Niemand kan het grootste Mysterie recht in de ogen kijken en in leven blijven. Blijkbaar is God incompatibel met onze menselijke conditie. Verschroeit Hij? Verbrandt Hij? We weten het niet. We weten enkel dat Mozes de enige mens uit de hele Bijbel is die God mag zien. Als in een film wordt een beschrijving van het grote gebeuren gegeven: ‘”(…) Er is een plaats op de rots waar je dicht bij mij kunt komen staan. Als dan mijn majesteit voor je langs gaat, zal ik je in een kloof laten schuilen en mijn hand beschermend voor je houden tot ik voorbij ben. Als ik mijn hand weghaal, zul je mij van achteren zien; mijn gezicht mag niemand zien.”‘

En Mozes zal God zien, wellicht niet zoals hij gehoopt had, van aangezicht tot aangezicht, maar van achteren.

Dit is een symbolische daad die mij erg dierbaar is.

Niemand van ons heeft God ooit gezien, niemand heeft Hem ooit ontmoet van aanschijn tot aanschijn. Niemand van ons kan, met de zekerheid als bij een menselijke ontmoeting, zeggen: hier is God, dit is God. Maar als we ons omkeren, als we terugblikken op ons leven, zien we vaak de sporen waar God aanwezig was, ons in een bepaalde richting leidde, aan het werk was in ons, voor ons zorgde… We kunnen God nooit frontaal aankijken. Niemand kan God zien en in leven blijven. Dat kan nu eenmaal niet. Maar, zoals Mozes, mogen we wel God van achteren zien en ontdekken hoe nabij Hij ons geweest is, hoe aanwezig op cruciale momenten, hoezeer Hij ons leven heeft meegemaakt.

Wij kennen niet de genade van de drie uitverkoren apostelen om aanwezig te zijn bij de gedaanteverandering van Jezus op de berg, maar wij mogen wel achterom kijken naar het verleden en zien hoe God bij ons was, ons nooit alleen liet, ons wegen ten leven aanwees en ons op die manier iets liet ontdekken van wie Hij voor ons wil zijn. Want zoals Hij toen met ons begaan was, zo blijft Hij ook nu met ons bezig !

 

Heer God,
niemand heeft U ooit gezien.
Maar als wij achterom kijken
en terugblikken op ons leven
zien we de sporen van uw goedheid jegens ons,
mogen we ontdekken hoezeer U ons nabij waart
en kunnen we iets proeven van het mysterie van uw wezen.
Blijf ons nabij, blijf met ons op weg gaan
en voort leiden doorheen het mysterie van het leven,
want zo gaan wij samen op naar Pasen,
de definitieve overwinning van uw Zoon op alle dood,
Hij, Christus onze Heer.
Amen.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.24.4
Volg ons