Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Dag 13

Bijbeltekst(en)

Psalmen 68

8God, toen U optrok aan het hoofd van uw volk,

toen U voortschreed door de woestijn, sela

9beefde de aarde,

en water stortte uit de hemel

toen God verscheen, de God van de Sinai,

toen God verscheen, de God van Israël.

10U liet een milde regen neerdalen, God,

en schonk uw uitgeput land nieuwe kracht.

11Uw kleine kudde ging er wonen,

in uw goedheid, God, gaf U het aan de zwakken.

12De HEER sprak een bevel uit,

een menigte vrouwen zei het voort:

13‘Koningen vluchten, hun legers vluchten,

thuis verdelen de vrouwen de buit

14en jullie slapen bij de schaapskooi!’

De vleugels van de duif waren met zilver bedekt,

haar slagpennen met geelgroen goud:

15de Ontzagwekkende dreef koningen uiteen,

sneeuw viel neer op de Salmon.

16Machtige berg, berg van Basan,

veeltoppige berg, berg van Basan,

17waarom afgunstig, veeltoppig gebergte,

op de berg die God als zetel koos?

De HEER woont daar voor eeuwig.

18Met machtige wagens, tweemaal tienduizend,

met duizenden en duizenden,

trok de Heer van de Sinai naar het heiligdom.

19U voerde gevangenen mee,

eiste gaven van opstandige mensen,

en steeg op naar uw woning, HEER, onze God.

20Geprezen zij de Heer, dag aan dag,

deze God draagt ons en redt ons. sela

21Onze God is een reddende God,

bij God, de HEER, is bevrijding uit de dood.

Psalmen 68:8-21NBV21Open in de Bijbel

Psalm 68:8-21 blikt terug op de tijd dat God de Israëlieten door de woestijn leidde en naar Kanaän bracht. Al die tijd heeft God voor zijn volk gezorgd. Hij zorgde voor water in de woestijn en voor regen op de akkers in het nieuwe land.

‘De aarde beefde, en water stortte uit de hemel’ (vers 9). Het beeld herinnert aan Gods verschijning op de Sinai, toen de berg schudde, en de donder en bliksem wellicht gevolgd werden door heftige regenbuien (Exodus 19:18). Maar de Hebreeuwse tekst is cryptisch en de tweede zin betekent letterlijk: ‘de hemelen dropen voor het aangezicht van God’. Misschien is hier (ook) het manna bedoeld dat God uit de hemel liet neerregenen voor de Israëlieten.

In vers 20-21 wordt God geprezen om wat Hij voor de mensen heeft gedaan. Iedere dag draagt Hij hen, zoals een adelaar zijn vermoeide jongen opvangt en op zijn vleugels verder draagt (Exodus 19:4; Deuteronomium 32:11). Hij heeft hen bevrijd uit de dood: de dood die dreigde in Egypte, en de dood die op de loer lag in de woestijn. Maar ook de dood als een macht die de mens in zijn greep hield.

‘Bij God, de HEER, is bevrijding uit de dood’: hoe leg jij deze zin uit?

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons