8. Psalm 36:6-7: God heeft mensen en dieren lief
Bijbeltekst(en)
Psalmen 36
Psalm 36 is een lied met een groot contrast. Tegenover het kwaad dat mensen doen, zet de dichter Gods eindeloze goedheid en trouw. De mens die kwaad doet, is als de ploert en de schender, zoals Huub Oosterhuis in 150 psalmen vrij bij Psalm 1 dicht. De wijsheid om goed te doen kent hij niet. Uit zijn mond komen woorden van onrecht en bedrog; ’s nachts bedenkt hij kwade plannen (Psalm 36:4-5). Maar daartegenover plaatst de dichter Gods goedheid en trouw. In de hoogten, verten en diepten van de schepping ziet hij Gods aanwezigheid.
Ik herken dat wel. Soms kan ik geraakt worden als ik door de natuur wandel. Bij het zien van uitgestrekte goudgele weilanden, azuurblauwe korenbloemen in de berm en wolkenkastelen in de lucht, komt mij soms een vleugje dankbaarheid toegewaaid. Even vergeet ik de onrust in de wereld. De dichter van Psalm 36 ervaart iets vergelijkbaars. Als hij naar de hemel kijkt, wordt hij aangeraakt door verwondering. Hij weet het zeker: zo hoog als de hemel en de wolken in de lucht, zo ver reikt Gods goedheid en trouw. Sterk als de machtige bergen, met hun indrukwekkende toppen, is Gods gerechtigheid. Omvattend als de wijde oceanen zijn de oordelen van de Eeuwige. ‘Want God is redder van mens en dier.’ Het is een opmerkelijk zinnetje. De dichter ontdekt dat Gods goedheid is gericht op de hele schepping: op mensen, maar ook op dieren. Dat heeft hij goed gezien. Want waren het niet de dieren die God als eerste heeft geschapen? (JDP)
Vragen: Vers 7 zegt dat God mens én dier ‘redt’ (in oudere vertalingen: ‘verlost’). Wat voor redding zou dit zijn? Zegt het iets over hoe wij nu met dieren moeten omgaan?