6. Psalm 8:4-9: Aan ons toevertrouwd
Bijbeltekst(en)
Psalmen 8
Deze psalm is vaak gebruikt om mensen het recht te geven om de aarde te gebruiken zoals ze willen. Meestal gaat dat in combinatie met Genesis 1. Daar staat immers dat mensen heersen over de aarde en de dieren. In de oudheid en de middeleeuwen werden beide teksten gelezen als een constatering: mensen zijn de machtigste soort op aarde. Maar God stond in die eeuwen centraal: alles wat er was, was er voor God. Vanaf de renaissance begon dat te veranderen. Mensen kwamen steeds meer in het middelpunt te staan, althans sommige mensen. Vooral westerse mensen gingen de aarde exploiteren. In hun ogen werd de wereld steeds maakbaarder. God verdween naar de achtergrond. De mens zelf werd als schepper beschouwd en de aarde als het bezit van mensen. Psalm 8 lazen deze westerse mensen als Gods legitimering daarvoor.
Maar je kunt Psalm 8 ook heel anders lezen. De dichter richt de blik eerst naar boven, naar de sterrenhemel, en dan terug naar de mens. Wat is de mens in het grote geheel? Het lijkt op wat de eerste ruimtevaarders met een schok beseften: dat kleine blauwe bolletje, met een laagje dampkring eromheen en een nog dunnere laag leven, dat is ons thuis en daar zijn we helemaal van afhankelijk. Maar ook: daar zijn wij voor verantwoordelijk. Het werk van Gods handen wordt ons toevertrouwd. Niet als een cadeautje waar je mee mag doen wat je wilt – eens gegeven, blijft gegeven – maar als de kostbare wereld waarin we mogen leven. (TvM)
Vraag: Wat betekent voor jou ‘U hebt hem toevertrouwd het werk van uw handen’?