17. Joël 2:21-23: Gezegend zijn de regenbuien
Bijbeltekst(en)
Joël 2
Wie in het voorjaar weleens in Israël is geweest, weet dat de lentes indrukwekkend kunnen zijn. Het landschap dat er dor en dorstig bij ligt, herleeft weer. Alles kleurt weer groen.
Ook de profeet Joël heeft het over de lente. Maar hier herleeft het land niet na een gewone winterperiode, maar na de verwoestingen van oorlog. De profetie in Joël 2 begint dreigend. Het land van Juda ligt erbij als een kale woestenij. Vijandige legers hebben alles platgebrand. ‘Als de tuin van Eden’ had het land eruitgezien voordat zij kwamen (Joël 2:3). Maar nu is het eens zo groene en vruchtbare land een kale woestijn. Vertrapt werd de aarde door paardenhoeven en strijdossen. De grond trilt nog na door het gedreun van soldatenvoeten; de troepen zijn door het land getrokken als een verterend vuur en een verzengende vlam. En nu treurt het land, want het koren is vernield, de wijnstok verdroogd, de bomen verdord. Maar dan laat God stromen van regen neerdalen; Hij laat de aarde niet los. Het land dat hijgt naar water, kan weer herademen. Alles wordt weer groen. En dan zingt Joël: om de vijgenboom die bloeit, de wijnstok die vrucht draagt, de rivieren die weer vol water staan. Mens en dier halen opgelucht adem, want de aarde draagt weer vrucht. Als de akkers droog en dorstig zijn, als de aarde zucht en steunt, dan zijn regenbuien getuigen van Gods overvloedige genade. Dan zijn regenbuien stromen van zegen. (JDP)
Vraag: Joël roept de inwoners van Jeruzalem op om te zingen omdat God het heeft laten regenen. Wanneer was jij dankbaar voor regen?