Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

28 mei - Psalm 110

Bijbeltekst(en)

Psalmen 110

1Van David, een psalm.

De HEER spreekt tot mijn heer:

‘Neem plaats aan mijn rechterhand,

Ik maak van je vijanden

een bank voor je voeten.’

2Uit Sion reikt de HEER u

de scepter van de macht,

u zult heersen over uw vijanden.

3Uw volk staat klaar op de dag dat u ten strijde trekt.

Op de heilige bergen, uit de schoot van de dageraad,

komt tot u de dauw van uw jeugd.

4De HEER heeft gezworen, en komt op zijn eed niet terug:

‘Je bent priester voor eeuwig,

zoals Melchisedek.’

5De Heer aan uw rechterhand

verplettert koningen op de dag van zijn toorn.

6Hij berecht de volken,

verplettert hoofden, overal op aarde,

lijken stapelen zich op.

7Hij drinkt onderweg uit de beek

en dan heft Hij zijn hoofd.

Psalmen 110NBV21Open in de Bijbel

Psalm 110 hoort bij de ‘koningspsalmen’, liederen over de koning. De eerste christenen zagen deze psalm als messiaanse psalm, een lied over de redder die God heeft beloofd: Jezus (Handelingen 2:34-35).
De koning is tegelijkertijd priester. Hij is dus verantwoordelijk voor het beschermen van zijn volk en voor de godsdienstige zaken. Hij is zoals Melchisedek (Genesis 14:18-20), die ook een priester-koning was. Hij gaf Abraham eten én de zegen.
De koning in Psalm 110 is bij alles afhankelijk van God: God geeft hem de macht en de mogelijkheden om de strijd te winnen.
Probeer de taken van een priester en die van een koning te beschrijven. Hoe komen deze samen in Jezus?

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.26.9
Volg ons