26 mei - Johannes 9:24-41
Bijbeltekst(en)
Johannes 9
In de tekst van vandaag gaat Johannes verder in op het thema ‘blind zijn’ en ‘zien’. Hoe blind de farizeeën zijn, blijkt al uit hun eerste uitspraak: ‘Geef Gód de eer’ – en dus niet Jezus (vers 24). Wie het evangelie tot nu toe aandachtig gelezen heeft, weet allang dat zij hier een tegenstelling zien die volgens Johannes helemaal niet bestaat: wie Jezus eert, eert God. Juist de man die blind was, begrijpt dit heel goed. Jezus heeft hem beter gemaakt, dat is voor hem voldoende bewijs om te geloven dat Jezus van God komt. En wanneer Jezus zich als Mensenzoon aan hem voorstelt, heeft hij er geen enkele moeite mee om te geloven dat dit inderdaad de hemelse koning is aan wie God volgens Daniël 7:13-14 alle macht heeft gegeven.
Wat vindt je van de verschillende manieren waarop de farizeeërs, de man en Jezus het woord ‘zonde’ gebruiken?