25 december - Jeremia 23:1-8
Bijbeltekst(en)
Jeremia 23
De voorstelling van een door God gezonden leider die vrede zou brengen, heeft diepe wortels in het Oude Testament. Aan het einde van de zesde eeuw voor Christus was de situatie van het koninkrijk Juda uitzichtloos. Het land werd bedreigd door het machtige rijk van de Babyloniërs, en een deel van de inwoners, waaronder de koning, was in gevangenschap naar Babylonië gevoerd. Het einde van het koninkrijk was in zicht. Volgens Jeremia had het volk dit mede te danken aan zijn eigen zondigheid en koppigheid, en vooral: aan zijn slechte leiders. Toch heeft Jeremia ook een hoopvolle boodschap. Op een dag zal er een nieuwe koning komen uit het huis van David. Deze koning zal rechtvaardig zijn en het volk verlossen. Zijn naam zal zijn ‘De heer is onze gerechtigheid’.
In Lucas 1:32-33, in de aankondiging van de geboorte van Jezus, staat een toespeling op deze profetie: de nieuwe koning uit het huis van David is Jezus. Ook al zien we daarvan nu slechts het begin: met de komst van Jezus is het koninkrijk van God aangebroken.
Met welk onrecht zou Jezus in onze tijd afrekenen?