1De rechtvaardige gaat te gronde
en niemand bekommert zich erom;
ook trouwe mensen sterven,
maar niemand ziet in
dat de rechtvaardige sterft
doordat er onrecht heerst.
2Toch – wie de rechte weg bewandelt
zal rust hebben op zijn sterfbed
en de vrede binnengaan.
3Maar jullie, kom dichterbij,
kinderen van een waarzegster,
nageslacht uit ontucht en overspel.
4Over wie maken jullie je zo vrolijk?
Tegen wie zetten jullie zo’n grote mond op,
naar wie steek je je tong uit?
Zijn jullie zelf geen kinderen uit zonde,
nageslacht van leugen en bedrog?
5Jullie hartstocht brandt onder terebinten,
onder elke bladerrijke boom.
Jullie slachten kinderen in de wadi’s,
onder overhangende rotsen.
6Tussen de doden in de wadi
komen jullie zelf te liggen,
dat is je bestemming.
Aan hen heb je immers wijnoffers gebracht
en graanoffers opgedragen.
Zou Ik daar vrede mee hebben?