Geef ons heden ons dagelijks brood - 6/10
God en ons voedsel
Deze bede gaat niet over mij, maar over ons. Als we God vragen: ’Geef ons vandaag het brood dat wij nodig hebben,’ dan zijn we niet klaar als ons eten op tafel staat…
Bijbeltekst(en)
Matteüs 6
De meesten van ons staan ver af van de ervaring afhankelijk te zijn voor ons eten en drinken. Natuurlijk kennen we trek, en weten we dat ons lichaam zonder eten en drinken niet functioneert. Maar niet veel westerse mensen weten zich letterlijk afhankelijk van wat het land opbrengt, van de regens in de lente, van een deur die voor je opengaat als je geen eten en drinken meer hebt. Het besef van ‘wij’ (en dan een groter ‘wij’ dan je eigen familie en vrienden) en het besef van afhankelijkheid van elkaar, van de natuur en van God voor je eerste levensbehoeften, is iets wat niet meer van nature in de meesten van ons zit.
Het Onzevader herinnert ons aan die afhankelijkheid. Je ziet dat de tekst uit een cultuur van collectief besef komt: er staat niet ‘geef mij heden mijn dagelijks brood’, maar ‘geef ons’, net als dat er niet ‘mijn Vader staat’, maar ‘onze Vader’.
Rond de Middellandse Zee was brood gedurende millennia hét voedingsmiddel voor mensen.
‘De mens leeft niet van brood alleen,’ zegt Jezus tegen Satan als deze Hem op de proef stelt in de woestijn (Matteüs 4:4). Het feit dat in deze uitspraak brood genoemd wordt, onderstreept nog eens hoe sterk mensen hun basisbehoeften associeerden met brood. Dat Jezus de leerlingen in Marcus 6:8 opdraagt om ‘op niets mee te nemen voor onderweg, geen brood, geen reistas en geen geld, alleen een stok,’ laat opnieuw zien hoe basaal brood was. Als je zelfs geen brood bij je hebt, dan ben je geheel afhankelijk van wat anderen jou geven.
Hét verhaal van het volk Israël is de bevrijding uit Egypte en de tocht naar het beloofde land. Ook tijdens die lange tocht van veertig jaar is eten en drinken herhaaldelijk het onderwerp van gesprek. In Exodus 16 is het volk in de woestijn, en klaagt het steen en been over het ontbreken van voedsel. Wat dan gebeurt, is totaal onverwacht. Het regent manna. God gaat – letterlijk – dagelijks het brood geven dat de mensen nodig hebben. En daarmee stelt Hij ze ook op de proef, want ze mogen niet meer nemen dan ze echt nodig hebben.
Het is een mooi verhaal, maar het is ook een spiegel. Weten wij als moderne mensen eigenlijk wel wat we nodig hebben, en wat ‘extra’ is? En durven we te vertrouwen dat God ons geeft wat we nodig hebben, of zoeken we ook naar zekerheid?
Dat brengt ons bij het laatste aspect: het delen: Het delen van je brood laat zien dat je beseft dat dat brood een geschenk is. Bij brood delen denken we aan Jezus, aan het laatste avondmaal, maar ook aan de wonderbare spijsvermenigvuldiging. Vijf broden blijken dan genoeg te zijn voor vijfduizend mensen!
Het zijn wonderverhalen, de werkelijkheid is vaak zo mooi niet. Maar ook als je het wonderkarakter van het verhaal even vergeet, doorbreekt Jezus de menselijke neiging om eerst aan jezelf te denken. Maar als je deelt, als je samen brood breekt, als je genoegen neemt met een eenvoudig brood en een eenvoudige vis, dan zie je Gods koninkrijk al even op aarde.
Er wordt wel eens gezegd dat je in rijke landen beter zou kunnen bidden: ‘Help ons te delen, zodat iedereen het brood krijgt dat hij nodig heeft’. Wat vind je van die uitspraak?