Jeremia 29:11
Mijn plan met jullie staat vast – spreekt de heer.Ik heb jullie geluk voor ogen, niet jullie ongeluk:ik zal je een hoopvolle toekomst geven.
Bijbeltekst(en)
Jeremia 29
De leiders van Israël zijn uit Jeruzalem weggevoerd naar Babel. Onderworpen aan de wil van de vijand en met weinig in de melk te brokkelen. De gedachte dat ze niets meer voorstellen ligt op de loer.
Dat vindt God niet, zegt Jeremia. God blijft zichzelf trouw, dus hij blijft uit op het geluk van zijn mensen. Jullie. Gedraag je niet als verslagenen, die dan maar doen wat ze gezegd wordt, ook als ze weten dat het niet deugt. Die in opdracht overgaan tot het onderdrukken van anderen, bijvoorbeeld. Maar verzet je ook niet alleen maar. Maak het niet tot je levensproject de vijand van je vijand te zijn. Jeremia zegt niet: jullie kans om de situatie naar je hand te zetten komt wel weer. Jeremia zegt: God zal jullie een hoopvolle toekomst geven.
Deze hoopvolle toekomst begint nu en neemt de vijand in zich op. Leef een goed leven in de stad waarheen je bent weggevoerd: zo blijf je trouw aan de God van het leven. Niet door anderen zoveel mogelijk het leven zuur te maken, en zo ook jezelf. Zet je in voor de bloei van de stad waar je terechtgekomen bent, zegt Jeremia namens God. ‘Want de bloei van de stad is ook jullie bloei’ (Jeremia 29:7).
‘Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede’, zou Paulus eeuwen later schrijven (Romeinen 12:21). Het Nieuwe Testament maakt christenen principieel en blijvend tot ‘vreemdelingen die ver van huis zijn’ (1 Petrus 2:11). Jezus stuurt zijn leerlingen zonder eten, geld of extra kleding op weg, om kwetsbaar en met lege handen vrede te brengen (Matteüs 10:9-13; Lucas 10:4-7). In deze vrede kunnen zij dan ontvangen wat ze nodig hebben. Door te leven van wat zij krijgen, belichamen zij het geloof dat God allen en alles een hoopvolle toekomst zal geven.
Erik Borgman
Rooms-katholiek, lekendominicaan, hoogleraar publieke theologie aan Tilburg University