24Als iemand een brandwond heeft opgelopen en de gewonde plek wordt bleekrood of wit, 25moet de priester ernaar kijken. Als hij vaststelt dat het haar op de plek wit geworden is en dat de plek diep in de huid ligt, moet hij die persoon onrein verklaren vanwege de huidziekte die op de plaats van de brandwond is ontstaan. 26Als de priester vaststelt dat het haar op de lichte plek niet wit is, de plek niet diep in de huid ligt en dof is, moet hij de persoon in kwestie zeven dagen afzonderen. 27Op de zevende dag onderzoekt de priester hem opnieuw. Als de plek zich in die tijd heeft uitgebreid, moet de priester hem vanwege die ziekte onrein verklaren. 28Maar als de lichte plek zich niet heeft uitgebreid en de huid niet verder heeft aangetast en dof gebleven is, is het gewoon een zwelling als gevolg van de brandwond en moet de priester hem rein verklaren. De plek is dan het litteken van de brandwond.
29Als iemand een aandoening onder zijn of haar hoofdhaar heeft, of een aandoening onder zijn baard, 30moet de priester ernaar kijken. Als hij vaststelt dat de aandoening diep in de huid ligt en het haar op de aangetaste plek geel en dun is, dan is het schimmel en moet hij de betreffende persoon vanwege die ziekte onrein verklaren. 31Als de priester echter vaststelt dat de plek op hoofd of kin niet diep in de huid ligt maar er toch geen donker haar op groeit, moet hij hem zeven dagen afzonderen. 32Op de zevende dag onderzoekt de priester hem opnieuw. Als blijkt dat de schimmel zich in die tijd niet heeft uitgebreid, het haar op de aangetaste plek niet geel geworden is en de plek niet diep in de huid ligt, 33moet de persoon in kwestie al het haar rond de aangetaste plek afscheren. De priester zondert hem daarna opnieuw zeven dagen af. 34Op de zevende dag bekijkt de priester de plek opnieuw, en als de schimmel zich niet heeft uitgebreid en niet diep in de huid ligt, moet hij de betreffende persoon rein verklaren. Die moet zijn kleren wassen en is dan weer rein. 35Maar als de schimmel zich uitbreidt nadat hij rein is verklaard, 36moet de priester hem opnieuw onderzoeken. Als blijkt dat de schimmel zich inderdaad heeft uitgebreid, hoeft hij niet te zoeken naar geel haar; de persoon in kwestie is dan onrein. 37Wanneer de priester later vaststelt dat de schimmel zich niet verder heeft uitgebreid en dat er donker haar op de plek groeit, is de kwaal werkelijk genezen. De betreffende persoon is dan rein en de priester moet hem rein verklaren.