Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

3 maart - Jeremia 26:1-9

Bijbeltekst(en)

Jeremia 26

Jeremia om zijn profetie aangeklaagd

1In het begin van de regering van koning Jojakim van Juda, de zoon van Josia, richtte de HEER de volgende woorden tot Jeremia: 2‘Dit zegt de HEER: Ga in de voorhof van mijn tempel staan en spreek tot allen die uit de steden van Juda zijn gekomen om zich in de tempel voor Mij neer te buigen. Zeg hun alles wat Ik je opdraag en laat niets achterwege. 3Misschien zullen ze luisteren en met hun kwalijke praktijken breken. Dan zal Ik afzien van het onheil waarmee Ik hen wil treffen vanwege hun kwalijke praktijken. 4Zeg tegen hen: Dit zegt de HEER: Als jullie niet naar Mij luisteren, als jullie de wet niet naleven die Ik je gegeven heb 5en niet luisteren naar mijn dienaren, de profeten, die Ik telkens weer naar jullie zend, maar voor wie jullie tot nu toe doof waren, 6dan zal Ik met deze tempel hetzelfde doen als met Silo, zodat alle volken op aarde de naam van deze stad als een vloek zullen gebruiken.’

7De priesters, de profeten en alle andere aanwezigen in de tempel hoorden Jeremia deze woorden spreken. 8Nadat hij tegen hen gezegd had wat de HEER hem had opgedragen, grepen ze hem vast. ‘Sterven moet jij!’ riepen ze. 9‘Hoe durf je in de naam van de HEER te profeteren dat het deze tempel zal vergaan als Silo en dat deze stad een ruïne wordt waar niemand nog zal wonen?’ Al het volk in de tempel liep tegen Jeremia te hoop.

Jeremia 26:1-9NBV21Open in de Bijbel
Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons