12Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Er zullen in dit verwoeste land, waar mens noch dier meer leeft, rond alle steden weiden zijn, waar de herders hun schapen en geiten zullen laten rusten. 13In de steden van het bergland, het heuvelland en de Negev, in het gebied van Benjamin, in de omgeving van Jeruzalem en rond de steden van Juda zullen de schapen onder de tellende hand van de herder doorgaan – zegt de HEER. 14De dag zal komen – spreekt de HEER – dat Ik de belofte die Ik het volk van Israël en Juda heb gedaan, gestand zal doen. 15Op die dag, in die tijd, zal Ik aan Davids stam een rechtmatige telg laten ontspruiten, die recht en gerechtigheid in het land zal handhaven. 16Dan wordt Juda verlost en de inwoners van Jeruzalem zullen veilig wonen. En de naam van de stad zal zijn “De HEER is onze gerechtigheid”. 17Want dit zegt de HEER: Er zal altijd een nakomeling van David op de troon van Israël zitten 18en er zullen altijd Levitische priesters zijn die Mij dienen, die brandoffers zullen brengen, graanoffers zullen opdragen en vredeoffers zullen bereiden.’