Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Dag 215 / Hos. 10-11, Ps. 16

Bijbeltekst(en)

Hosea 10

1Israël was een weelderige wijnstok,

die volop vruchten voortbracht.

Maar hoe meer vrucht de wijnstok droeg,

hoe meer er op de altaren kwam;

en hoe rijker het land,

hoe rijker versierd de gewijde stenen.

2Zo bedrieglijk is dat volk! Nu zal het ervoor boeten:

de HEER breekt hun altaren af,

hun gewijde stenen verbrijzelt Hij.

3Dan zullen ze zeggen: ‘Wij hebben geen koning meer,

want wij hadden geen ontzag voor de HEER.’

Maar wat zou een koning voor ons kunnen doen?

4Koningen, ze spreken holle woorden,

zweren valse eden, sluiten slechte verdragen.

De rechtspraak woekert als onkruid,

als een gifplant in de voren van een akker.

5Het volk van Samaria verkeert in zorg,

het rouwt om dat stierkalf in Bet-Awen,

en zijn priesters schreeuwen het uit

omdat zijn glorie vervliegt:

6het kalf wordt naar Assyrië gesleept

als geschenk voor koning Kemphaan.

Wat een schande is dat voor Efraïm,

wat een misrekening van Israël!

7Nu al komen Samaria en zijn koning ten val;

ze zijn als wrakhout op de golven.

8De offerhoogten worden verwoest,

die plaatsen van verderf, tekens van Israëls zonde;

dorens en distels zullen hun altaren overwoekeren.

Dan roepen ze de bergen toe: ‘Bedek ons!’

en de heuvels: ‘Val op ons neer!’

9Al in Gibea gaf jij je over aan zonden, Israël,

en sindsdien heb je daarin volhard.

Zou dan iemand in Gibea worden ontzien

als de strijd tegen de boosdoeners uitbreekt?

10Ik heb besloten hen te straffen:

vreemde volken zullen tegen hen samenspannen

om hen vast te binden en hun bronnen leeg te drinken.

11Efraïm was een afgerichte jonge koe, die gewillig dorste.

Toen Ik haar fraaie hals zag, dacht Ik:

Ik ga Efraïm inspannen, Ik laat Juda ploegen, Jakob eggen.

12Zaai rechtvaardig! Oogst met liefde! Ontgin nieuw land!

Het is tijd om de HEER te smeken,

dat Hij jullie nadert met de regen van zijn goedheid.

13Maar jullie ploegden wetteloosheid

en oogstten onrechtvaardigheid;

jullie moesten de vrucht van leugens eten

omdat jullie op je eigen inspanning vertrouwden,

op de kracht van je vele soldaten.

14Daarom zal het krijgsgeweld tegen jullie losbreken,

al je vestingen zullen worden verwoest

zoals destijds Bet-Arbel werd verwoest door Salman:

moeders werden doodgeslagen, samen met hun kinderen.

15Dat heeft Betel jullie aangedaan

om jullie eigen diepe verdorvenheid.

Bij het aanbreken van de morgen

komt Israëls koning voorgoed ten val.

Hosea 11

1Toen Israël nog een kind was, had Ik het lief;

uit Egypte heb Ik mijn zoon geroepen.

2Hoe harder ze geroepen werden,

hoe meer ze hun eigen weg gingen.

Ze brachten offers aan de Baäls

en brandden wierook voor godenbeelden –

3terwijl Ik het toch was die Efraïm leerde lopen

en hem op mijn arm nam.

Maar zij beseften niet dat Ík hen verzorgde.

4Zacht leidde Ik hen bij de teugels,

aan koorden van liefde trok Ik hen mee;

Ik verloste hen van het juk om hen te laten eten,

Ik hield hun het voer zelfs nog voor.

5Zouden zij niet naar Egypte terugkeren,

zou Assyrië niet over hen heersen,

nu zij weigeren naar Mij terug te keren?

6Het zwaard zal rondwaren in hun steden

en hun orakelpriesters verslinden

om alles wat ze hebben uitgebroed.

7Mijn volk bijt zich vast in zijn ontrouw jegens Mij.

Al roepen ze tot Mij, de Allerhoogste,

Ik zal hun lot niet verlichten.

8Ach Efraïm, hoe zou Ik je ooit kunnen prijsgeven?

Hoe zou Ik je kunnen uitleveren, Israël?

Zou Ik je prijsgeven als Adma,

je laten ondergaan als Seboïm?

Mijn hart wordt verscheurd,

door barmhartigheid word Ik bewogen.

9Ik zal mijn toorn laten varen

en Efraïm niet opnieuw te gronde richten.

Want God ben Ik, en geen mens,

Ik ben in jullie midden, Ik ben heilig,

Ik zal niet meer in woede ontsteken.

10De HEER zal brullen als een leeuw en zij zullen Hem weer volgen.

Wanneer Hij brult, keren ze schuchter terug van overzee,

11als bange vogeltjes komen ze uit Egypte,

als schuwe duiven uit Assyrië.

Dan laat Ik hen weer wonen in hun eigen huis

– zo spreekt de HEER.

Hosea 10-11NBV21Open in de Bijbel

Psalmen 16

1Een stil gebed van David.

Behoed mij, God, ik schuil bij U.

2Ik zeg tot de HEER: ‘U bent mijn Heer,

mijn geluk, niemand gaat U te boven.’

3Maar tot de goden in dit land,

de machten die ik zo liefhad, zeg ik:

4‘Wie u volgt, wacht veel verdriet.’

Ik pleng voor hen geen bloed meer,

niet langer ligt hun naam op mijn lippen.

5HEER, mijn enig bezit, mijn levensbeker,

U houdt mijn lot in handen.

6Een lieflijk land is voor mij uitgemeten,

ik ben verrukt van wat mij is toebedeeld.

7Ik prijs de HEER die mij inzicht geeft,

zelfs in de nacht spreekt mijn geweten.

8Steeds houd ik de HEER voor ogen,

met Hem aan mijn zijde wankel ik niet.

9Daarom verheugt zich mijn hart en juicht mijn ziel,

mijn lichaam voelt zich veilig en beschut.

10U levert mij niet over aan het dodenrijk

en laat uw trouwe dienaar het graf niet zien.

11U wijst mij de weg van het leven:

overvloedige vreugde in uw nabijheid,

voor altijd een lieflijke plek aan uw zijde.

Psalmen 16NBV21Open in de Bijbel
Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons