Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Dag 203 / 2Kon. 11-12, Spr. 13

Bijbeltekst(en)

2 Koningen 11

Atalja, koningin van Juda

1Toen Atalja, de moeder van Achazja, hoorde dat haar zoon dood was, besloot ze alle kinderen van de koninklijke familie ter dood te brengen. 2Maar Jehoseba, de dochter van koning Joram en de zus van Achazja, haalde een van Achazja’s zonen, Joas, heimelijk weg uit de groep koningskinderen die gedood zouden worden en verstopte hem met zijn voedster in de linnenkamer. Ze wisten hem voor Atalja verborgen te houden, en zo ontsnapte hij aan de dood. 3Zes jaar zat hij bij zijn tante in de tempel van de HEER verborgen, terwijl Atalja het land regeerde.

4In het zevende regeringsjaar van Atalja riep Jojada, die toen hogepriester was, de bevelhebbers van de Kariërs en van de koninklijke garde bij zich in de tempel van de HEER. Daar sloot hij een overeenkomst met hen en liet hij hen trouw zweren. Vervolgens toonde hij hun de koningszoon. 5Daarna droeg hij hun het volgende op: ‘Dit is wat u moet doen: Splits de eenheid die deze week dienst heeft in drie groepen. Laat de eerste groep de wacht betrekken bij het koninklijk paleis, 6de tweede in de Surpoort en de derde in de poort achter het verblijf van de koninklijke garde, zodat u het paleis van alle kanten in de gaten kunt houden. 7De twee eenheden die deze week geen dienst hebben, moeten de wacht houden bij de tempel en de koning beschermen. 8Laat allen hun wapens in de aanslag houden en vorm een hecht kordon rond de koning. Verlies hem geen moment uit het oog en dood ieder die het kordon probeert te doorbreken.’ 9De bevelhebbers deden precies wat de hogepriester Jojada had bevolen. Allen meldden zich met hun eenheid van honderd man bij Jojada, zowel degenen die die week dienst hadden als degenen die die week vrij waren van dienst. 10Jojada gaf de bevelhebbers de speren en de pijl-en-boogkokers van koning David, die in de tempel van de HEER bewaard werden. 11De leden van de garde stelden zich, allen met hun wapen in de aanslag, voor de tempel op, over de volle breedte van het plein en vanaf de ingang van de tempel tot aan het altaar, om de koning te beschermen. 12Toen leidde de hogepriester de koningszoon naar buiten, zette hem de koninklijke hoofdband op en overhandigde hem de kroningsakte. Zo werd hij tot koning uitgeroepen en gezalfd, terwijl alle aanwezigen in hun handen klapten en riepen: ‘Leve de koning!’ 13Toen Atalja de koninklijke garde en het volk hoorde juichen, begaf zij zich in de menigte die zich voor de tempel verzameld had. 14Daar zag ze de koning, die zich volgens het gebruik op het podium had opgesteld, met de bevelhebbers en de trompetblazers naast zich. De hele bevolking was in feeststemming en men blies op de trompetten, maar Atalja scheurde haar kleren en riep: ‘Verraad! Verraad!’ 15De hogepriester Jojada gebood de bevelhebbers, de aanvoerders van honderd man: ‘Leid haar onder bewaking weg; wie haar volgt, moet gedood worden.’ Hij zei er uitdrukkelijk bij dat ze niet op het tempelterrein mocht worden gedood. 16Atalja werd weggeleid en door de Paardenpoort naar het paleis gevoerd, waar ze ter dood werd gebracht.

17Jojada bekrachtigde het verbond tussen de HEER en de koning en het volk, zodat zij de HEER weer zouden toebehoren, en ook het verbond tussen de koning en het volk. 18Het volk trok op naar de tempel van Baäl, haalde die omver en verbrijzelde de altaren en beelden die voor hem waren opgericht. De Baälspriester Mattan werd voor de altaren ter dood gebracht. Nadat Jojada wachters had aangewezen om de tempel van de HEER te bewaken, 19begeleidde hij de koning met de bevelhebbers, de Kariërs, de koninklijke garde en heel het volk van de tempel via de Gardepoort naar het paleis, waar hij hem liet plaatsnemen op de koningstroon. 20Heel het volk was verheugd, en hoewel Atalja in het koninklijk paleis ter dood gebracht was, bleef het rustig in de stad.

2 Koningen 12

Joas, koning van Juda

1Joas was zeven jaar oud toen hij koning werd, 2in het zevende regeringsjaar van Jehu. Veertig jaar regeerde hij in Jeruzalem. Zijn moeder heette Sibja en was afkomstig uit Berseba. 3Zijn leven lang deed Joas wat goed is in de ogen van de HEER, zoals de hogepriester Jojada hem geleerd had. 4Toch bleven de offerplaatsen bestaan en bleven de Judeeërs daar offers brengen en wierook branden.

5-6Joas droeg de priesters het volgende op: ‘De priesters mogen al het zilver houden dat als wijgeschenk voor de tempel van de HEER wordt afgedragen, alles wat ze van de geldbeheerders ontvangen. Dat geldt niet alleen het zilver dat moet worden betaald wanneer men bij een volkstelling wordt geregistreerd en het zilver dat volgens tarief moet worden betaald om iemand vrij te kopen, maar ook al het zilver dat vrijwillig aan de tempel van de HEER wordt afgestaan. Zij moeten er dan wel voor zorgen dat de tempel van de HEER overal waar dat nodig is hersteld wordt.’ 7Maar in Joas’ drieëntwintigste regeringsjaar waren de priesters nog steeds niet aan het herstel van de tempel begonnen. 8Daarom liet de koning de hogepriester Jojada en de andere priesters bij zich komen en vroeg: ‘Waarom doet u niets om de tempel te herstellen? Voortaan mag u het zilver dat u van de geldbeheerders ontvangt niet meer voor uzelf houden, maar moet u het direct afdragen voor het herstel van de tempel.’ 9De priesters stemden ermee in dat ze geen zilver van het volk meer zouden aannemen, maar dan ook geen verantwoordelijkheid zouden dragen voor het herstel van de tempel.

10De hogepriester Jojada nam een kist, boorde een gat in het deksel en zette de kist bij het altaar, rechts bij de ingang van de tempel. Daarin deden de priesters die de ingang bewaakten al het zilver dat voor de tempel van de HEER werd afgedragen. 11Wanneer ze zagen dat er veel zilver in de kist lag, lieten ze de hofschrijver en de hogepriester komen om het zilver dat zich in de tempel bevond in zakjes over te doen en die te tellen. 12-13Het zilver werd in afgewogen hoeveelheden overhandigd aan de bouwmeesters die met het herstel van de tempel waren belast. De bouwmeesters betaalden de timmerlieden, metselaars, steenhouwers en andere werklieden die aan de tempel werkten, zodat zij balken en gehouwen steen konden aanschaffen om de bouwvallige gedeelten van de tempel te herstellen, en bekostigden ook verder alles wat er voor de herstelwerkzaamheden nodig was. 14Het zilver dat voor de tempel van de HEER werd afgedragen werd niet gebruikt om zilveren schotels, messen, offerschalen, trompetten of andere zilveren of gouden voorwerpen aan te schaffen; 15alles werd aan de bouwmeesters gegeven om er de herstelwerkzaamheden mee te bekostigen. 16De bouwmeesters die het zilver aan de werklieden moesten overhandigen hoefden geen rekening te overleggen, want zij waren door en door betrouwbaar. 17Zilver voor hersteloffers en reinigingsoffers werd niet voor de tempel van de HEER bestemd; dat bleef voor de priesters.

18In die tijd rukte koning Hazaël van Aram op tegen Gat. Hij belegerde de stad en nam haar in. Vervolgens nam hij zich voor tegen Jeruzalem op te trekken. 19Koning Joas van Juda verzamelde alle wijgeschenken die zijn voorouders Josafat, Joram en Achazja, koningen van Juda, aan de tempel hadden geschonken, en ook zijn eigen wijgeschenken en de rest van het goud dat zich in de schatkamers van de tempel en het paleis bevond. Dat alles stuurde hij naar koning Hazaël van Aram, die daarop van zijn veldtocht tegen Jeruzalem afzag.

20Verdere bijzonderheden over Joas zijn opgetekend in de kronieken van de koningen van Juda. 21Zijn hovelingen kwamen in opstand en spanden tegen hem samen. Ze doodden hem in Bet-Millo, aan de weg naar Silla. 22Hij werd vermoord door zijn dienaren Jozachar, de zoon van Simat, en Jozabad, de zoon van Somer. Na zijn dood werd hij begraven bij zijn voorouders in de Davidsburcht. Zijn zoon Amasja volgde hem op.

2 Koningen 11-12NBV21Open in de Bijbel

Spreuken 13

1Een wijze zoon luistert naar zijn vaders vermaning,

een spotter sluit zijn oren voor berispingen.

2Wie iets goeds zegt, voedt zich met zijn woorden,

wie onbetrouwbaar is, hongert naar geweld.

3Wie zijn tong in toom houdt, waakt over zichzelf,

wie zijn lippen hun gang laat gaan, stort zichzelf in het verderf.

4De verlangens van een luiaard worden niet vervuld,

een vlijtig mens wordt voorzien van al het goede.

5Een rechtvaardige verafschuwt leugens,

een goddeloze berokkent schade met zijn schandelijke taal.

6Rechtvaardigheid waakt over wie de juiste weg gaat,

goddeloosheid laat de zondaar dwalen.

7De een doet zich rijk voor terwijl hij niets bezit,

de ander houdt zich arm terwijl hij een vermogen heeft.

8Een rijke kan zijn leven redden door losgeld te betalen,

een arme wordt niet eens bedreigd.

9Het licht van een rechtvaardige brengt vreugde,

de lamp van goddelozen wordt gedoofd.

10Betweters maken ruzie,

wie goede raad ter harte neemt is wijs.

11In de schoot geworpen rijkdom is weer snel verdwenen,

gestage groei maakt rijk.

12Almaar onvervulde hoop maakt ziek,

vervuld verlangen is een levensboom.

13Wie een gebod veracht, zal daarvoor de prijs betalen,

wie het in acht neemt, wordt beloond.

14De lessen van de wijze zijn een bron van leven,

ze laten je ontkomen aan de strikken van de dood.

15Inzicht maakt een mens geliefd,

trouweloosheid brengt hem op een hobbelig pad.

16Een verstandig mens gaat met beleid te werk,

een dwaas spreidt onverstand tentoon.

17Een onbetrouwbare bode brengt onheil teweeg,

een betrouwbare boodschapper redt.

18Wie zich niet laat terechtwijzen, wachten armoede en schande,

wie berispingen aanvaardt, wordt geëerd.

19Vervuld verlangen is een groot genot,

het kwaad mijden is de dwaas een gruwel.

20Wie met wijzen omgaat wordt zelf wijs,

wie met dwazen verkeert, ondervindt schade.

21Zondaars treft ellende,

rechtvaardigen wacht een beloning.

22Van een goed mens zullen zelfs de kleinkinderen erven,

maar de rijkdom van zondaars valt rechtvaardigen toe.

23Het pas ontgonnen land schenkt arme mensen overvloed,

onrecht rukt het van hen weg.

24Wie zijn zoon de stok onthoudt, haat hem,

wie hem liefheeft, tuchtigt hem.

25Wanneer een rechtvaardige eet, wordt hij verzadigd,

een goddeloze houdt een hongerige maag.

Spreuken 13NBV21Open in de Bijbel
Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons