421Voor de koorleider. Een kunstig lied van de Korachieten.
2
84:3
Jes. 26:9
Zoals een hinde smacht
naar stromend water,
zo smacht mijn ziel
naar u, o God.
3
Mijn ziel dorst naar God,
naar de levende God,
wanneer mag ik nader komen
en Gods gelaat aanschouwen?42:3 en Gods gelaat aanschouwen – Volgens een Hebreeuws handschrift en sommige oude vertalingen. MT: ‘en voor Gods gelaat verschijnen’.
4
Micha 7:10
Mal. 2:17
Tranen zijn mijn brood,
bij dag en bij nacht,
want heel de dag hoor ik zeggen:
‘Waar is dan je God?’
5Weemoed vervult mijn ziel
nu ik mij herinner hoe
ik meeliep in een dichte stoet
en optrok naar het huis van God –
een feestende menigte,
juichend en lovend.
6Wat ben je bedroefd, mijn ziel,
en onrustig in mij.
Vestig je hoop op God,
eens zal ik hem weer loven,
mijn God die mij ziet en redt.42:6-7 mijn God die mij ziet en redt.// Mijn ziel is bedroefd – Volgens sommige Hebreeuwse handschriften, de Septuaginta en de Pesjitta. MT: ‘die hem ziet en redt. Mijn God, mijn ziel is bedroefd’.
7Mijn ziel is bedroefd,
daarom denk ik aan u,
hier in het land van de Jordaan,
bij de Hermon, op de top van de Misar.
8
88:8
Jona 2:4
De roep van vloed naar vloed,
de stem van uw waterstromen –
al uw golven slaan
zwaar over mij heen.
9Overdag bewijst de HEER mij zijn liefde,
’s nachts klinkt een lied in mij op,
een gebed tot de God van mijn leven.
10
Tot God, mijn rots, wil ik zeggen:
‘Waarom vergeet u mij,
waarom ga ik gehuld in het zwart,
door de vijand geplaagd?’
11Mij gaat door merg en been
de hoon van mijn belagers,
want ze zeggen heel de dag:
‘Waar is dan je God?’
12Wat ben je bedroefd, mijn ziel,
en onrustig in mij.
Vestig je hoop op God,
eens zal ik hem weer loven,
mijn God die mij ziet en redt.
431Verschaf mij recht, o God,
vecht voor mijn zaak.
Bescherm mij tegen
een liefdeloos volk, vol list en bedrog.
2U bent toch mijn God, mijn toevlucht,
waarom wijst u mij af,
waarom ga ik gehuld in het zwart,
door de vijand geplaagd?
3Zend uw licht en uw waarheid,
laten zij mij geleiden
en brengen naar uw heilige berg,
naar de plaats waar u woont.
4
81:3
108:3-4
Dan zal ik naderen tot het altaar van God,
tot God, mijn hoogste vreugde.
Dan zal ik u loven bij de lier,
God, mijn God.
5Wat ben je bedroefd, mijn ziel,
en onrustig in mij.
Vestig je hoop op God,
eens zal ik hem weer loven,
mijn God die mij ziet en redt.
441Voor de koorleider. Van de Korachieten, een kunstig lied.
2
God, met eigen oren hebben wij het gehoord,
onze voorouders vertelden het ons door:
de daden die u verrichtte in hun dagen,
in de dagen van weleer.
3
Om hén te planten hebt u volken verdreven,
naties verslagen om ruimte te geven aan hén.
4
Joz. 24:12
Zij verkregen het land niet met het zwaard,
niet hun eigen kracht heeft hen gered,
maar uw rechterhand, uw arm,
het licht van uw gelaat. U had hen lief.
5U, God, bent mijn koning,
u beveelt44:5 u beveelt – Volgens de Septuaginta. MT: ‘beveel’. de redding van Jakob.
6
Met u stoten wij onze belagers neer,
met uw naam vertrappen wij onze tegenstanders.
7Het is niet mijn boog waarop ik vertrouw,
niet mijn zwaard dat mij redt,
8u hebt ons gered van onze belagers,
u liet onze haters beschaamd staan.
9God, wij loven u dag na dag,
uw naam zullen wij altijd prijzen. sela
10
Toch hebt u ons nu verstoten en vernederd:
u trok niet ten strijde met onze legers,
11u deed ons wijken voor onze belagers,
onze haters roofden ons leeg.
12
Deut. 28:64
U hebt ons als slachtvee uitgeleverd,
ons onder vreemde volken verstrooid,
13u hebt uw volk van de hand gedaan,
veel bracht de verkoop u niet op.
14
U hebt ons het mikpunt van spot gemaakt,
onze naburen smaden en honen ons,
15u hebt ons bij de volken belachelijk gemaakt,
ze schudden meewarig het hoofd.
16Heel de dag moet ik mijn schande dragen,
het schaamrood bedekt mijn gezicht
17als ik de vijand hoor spotten en sarren,
hem vol wraakzucht zie staan.
18Dit is ons overkomen, maar wij zijn u niet vergeten,
uw verbond verloochenden wij niet,
19ons hart keerde zich niet van u af,
onze voeten weken niet van uw pad.
20
Jer. 9:10
Toch hebt u ons naar de jakhalzen verbannen
en ons met diepe duisternis bedekt.
21Hadden wij de naam van onze God vergeten,
onze handen uitgestrekt naar een vreemde god,
22zou God dit niet hebben ontdekt?
Hij kent de geheimen van ons hart.
23
Toch worden wij dag na dag om u gedood
en afgevoerd als schapen voor de slacht.
24
79:5
89:47
Word wakker, Heer, waarom slaapt u?
Ontwaak! Verstoot ons niet voor eeuwig.
25Waarom verbergt u uw gelaat,
waarom vergeet u onze ellende, onze nood?
26
Onze ziel ligt neergebogen in het stof,
ons lichaam vastgekleefd aan de aarde.
27Sta op, kom ons te hulp,
verlos ons, omwille van uw trouw.