1De rechtvaardige gaat te gronde
en niemand bekommert zich erom;
ook trouwe mensen sterven,
maar niemand ziet in
dat de rechtvaardige sterft
doordat er onrecht heerst.
2Toch – wie de rechte weg bewandelt
zal rust hebben op zijn sterfbed
en de vrede binnengaan.
3Maar jullie, kom dichterbij,
kinderen van een waarzegster,
nageslacht uit ontucht en overspel.
4Over wie maken jullie je zo vrolijk?
Tegen wie zetten jullie zo’n grote mond op,
naar wie steek je je tong uit?
Zijn jullie zelf geen kinderen uit zonde,
nageslacht van leugen en bedrog?
5Jullie hartstocht brandt onder terebinten,
onder elke bladerrijke boom.
Jullie slachten kinderen in de wadi’s,
onder overhangende rotsen.
6Tussen de gladde stenen in de rivier
komen jullie zelf te liggen,
dat is je bestemming.
Daar heb je immers wijnoffers gebracht
en graanoffers opgedragen.
Zou ik om zulke mensen treuren?
7Je plaatste je bed op een hoogverheven berg,
je ging de berg op om een offer te brengen.
8Achter je deur en je deurpost
heb je je schandelijke tekens geplaatst.
Je hebt je van mij afgekeerd:
naakt en wellustig spreidde je het bed,
je sprak een prijs af met je mannen,
je sliep maar al te graag met hen
en bekeek hun lid aandachtig.
9Je boog je over je minnaars
met olie en balsem in overvloed.
Je stuurde je boden naar verre oorden,
zelfs tot diep in het dodenrijk.
10Het vele reizen matte je af,
maar nooit zei je: ‘Ik geef het op.’
Je lusten werden bevredigd,
dat hield je op de been.
11Voor wie ben je zo bang en beducht
dat je leugens blijft verspreiden?
Aan mij heb je niet gedacht,
om mij je niet bekommerd.
Ik heb al te lang gezwegen,
je hebt geen ontzag meer voor mij.
12Ik zal je vertellen
wat dat fraaie gedrag van jou waard is.
Je godenverzameling zal je niet baten;
13ook al schreeuw je het uit,
ze zullen je niet redden:
de wind tilt ze op, een zuchtje wind voert ze weg.
Maar ieder die bij mij schuilt
zal het land in bezit nemen
en mijn heilige berg in eigendom krijgen.
Troost voor de treurenden
14Toen werd er gezegd:
‘Ruim baan! Effen de weg voor mijn volk!
Verwijder elk struikelblok.’
15Dit zegt hij die hoog is en verheven,
die troont in eeuwigheid – heilig is zijn naam:
In hoogheid en heiligheid zal ik tronen
met hen die verslagen en onaanzienlijk zijn,
opdat de onaanzienlijke geest herleeft,
opdat het verslagen hart tot leven komt.
16Want niet eindeloos blijf ik twisten,
niet eeuwig duurt mijn toorn.
Al doe ik de levensadem stokken,
ik ben het ook die het leven geeft.
17Mijn toorn was op hun zondige hebzucht gericht,
ik heb hen gestraft en me in mijn woede verborgen.
Maar zij gingen onverdroten voort
op de weg die ze zelf hadden gekozen.
18-19Ik heb gezien wat ze deden,
maar toch zal ik hen genezen, hen leiden
en hun barmhartigheid bewijzen.
Treurenden bied ik troostrijke woorden:
Vrede, vrede voor iedereen, ver weg of dichtbij
– zegt de HEER –, ik zal genezing brengen.
20Maar de goddelozen blijven onrustig
als de zee, die nooit rust kent;
haar golven woelen vuil en modder op.
21Goddelozen zullen geen vrede kennen – zegt mijn God.