God blijft trouw aan zijn belofte
1Je zou kunnen zeggen: ‘Welk voordeel heeft het eigenlijk om Jood te zijn? Wat heb je eraan als je besneden bent?’ 2Het antwoord is: Je hebt er heel veel aan om Jood te zijn. Het belangrijkste is dat God aan de Joden zijn beloftes gegeven heeft. Die staan in de heilige boeken.
3Maar toen Gods beloftes uitkwamen, wilden veel Joden het niet geloven. Is dat voor God een reden om hen in de steek te laten? 4Nee, natuurlijk niet! Want mensen kun je niet vertrouwen, maar God wel. Hij blijft trouw aan wat hij beloofd heeft. Want zo staat het al in de heilige boeken: «God, iedereen zal zien dat uw woorden waar zijn. Iedereen zal weten dat u gelijk hebt.»
5-6Nu zou je kunnen zeggen: ‘De slechtheid van de mensen is dus nodig om te laten zien dat God eerlijk en betrouwbaar is. Maar dan is het oneerlijk als God de mensen voor hun slechtheid straft!’ Zo kun je natuurlijk niet over God spreken! God is goed en eerlijk. Anders zou hij nooit de rechter van de wereld kunnen zijn.
7Nu zou je kunnen zeggen: ‘Goed, alleen God is betrouwbaar, alleen hij verdient alle eer. Dankzij mijn slechte gedrag wordt dat juist duidelijk. Maar dan hoef ik toch niet meer gestraft te worden?’ 8Houd toch op, dat is niet wat ik zeg! Er zijn mensen die beweren: ‘Volgens Paulus moet je veel slechte dingen doen. Want dan kan God laten zien hoe goed hij is!’ De mensen die dat over mij zeggen, liegen. Zulke mensen verdienen Gods straf!
Alle mensen zijn zondig
9Je zou nu kunnen zeggen: ‘Is het dan een nadeel om Jood te zijn?’ Absoluut niet! Want wat ik vastgesteld heb, is dit: alle mensen doen verkeerde dingen, Joden en niet-Joden.
10In de heilige boeken staat: «Er is geen mens die altijd goed doet, zelfs niet één. 11Niemand is wijs, niemand is trouw aan God. 12Iedereen is slecht en oneerlijk. Geen mens is goed, zelfs niet één. 13Mensen spreken alleen maar kwaad, en ze vertellen alleen maar leugens. Hun woorden zijn slecht en gevaarlijk. 14Ze liegen en bedriegen. 15Ze plegen graag moorden. 16Overal brengen ze geweld en ellende. 17Vrede krijgt bij hen geen kans. 18En eerbied voor God hebben ze niet.»
19Dat staat in de heilige boeken van de Joden, en dus gaat het ook over de Joden zelf. Voor hen geldt hetzelfde als voor iedereen: Niemand heeft een excuus voor zijn slechte gedrag. Iedereen is schuldig tegenover God. 20En niemand wordt gered doordat hij zich aan de Joodse wet houdt. Want het lukt niemand om alles te doen wat er in de wet staat. De wet leert ons juist dat ieder mens verkeerde dingen doet.
Redding door het geloof
God redt iedereen die gelooft
21-22Maar God wil de mensen redden. Dat wordt al verteld in de heilige boeken. En nu mag het aan iedereen bekendgemaakt worden: Mensen worden gered, niet doordat ze zich aan de wet houden, maar doordat ze geloven. Want God redt iedereen die gelooft in Jezus Christus.
God maakt geen verschil tussen Joden en niet-Joden. 23Want alle mensen doen verkeerde dingen. Daardoor leeft niemand dicht bij God. 24Maar God wil de mensen redden, zomaar, voor niets. Hij vergeeft de zonden van iedereen die gelooft in Jezus Christus. Zo goed wil God voor ons zijn.
25-26Tegelijk wil God dat de schuld van de mensen weer goedgemaakt wordt. Hij heeft daarom zelf gezorgd voor een geschenk waarmee dat kan gebeuren. Dat geschenk is Jezus Christus. Dankzij zijn dood worden de mensen die in hem geloven, gered.
God heeft altijd veel geduld met de mensen gehad. Hij liet hen in leven, ook al deden ze veel verkeerde dingen. En nu redt God iedereen die gelooft in Jezus Christus. Want iedereen die gelooft, wordt door God als een goed mens gezien.
Alleen door geloof word je gered
27Kunnen we dan nog zeggen dat het ene volk beter is dan het andere? Nee! Voor iedereen geldt dezelfde wet. Is dat een wet met regels om je aan te houden? Nee, het is de wet van het geloof. 28Want wij weten dat mensen alleen gered kunnen worden door het geloof. En niet doordat ze zich aan de Joodse wet houden.
29-30Er is maar één God. En hij is niet alleen de God van de Joden, maar ook de God van alle andere volken. Hij redt Joden als ze geloven, en hij redt niet-Joden als ze geloven.
31Beweer ik nu dat alleen het geloof belangrijk is, en de wet helemaal niet? Nee, ik zeg juist dat je je pas echt aan de wet houdt als je gelooft.