Johannes moet de tempel opmeten
1Daarna kreeg ik een meetstok, en iemand zei: ‘Ga Gods tempel en het altaar opmeten. En tel de mensen die in de tempel God vereren. 2Het plein voor de tempel hoef je niet op te meten, want dat plein is voor de ongelovigen. Zij zullen drieënhalf jaar lang over de heilige stad heersen.
3Ik zal mijn twee profeten naar de stad sturen. Ze zullen rouwkleren dragen, en vertellen dat Gods straf zal komen. Dat zullen ze drieënhalf jaar lang doen.’
De twee profeten van God
4De twee profeten zijn de twee olijfbomen en de twee kandelaars die voor God staan, de Heer van de wereld. 5Als iemand die profeten kwaad wil doen, dan komt er vuur uit hun mond. Op die manier zullen ze al hun vijanden doden. Want iedereen die hun kwaad wil doen, moet sterven.
6Die twee profeten zullen ervoor zorgen dat er geen regen meer valt. Want zolang ze over God vertellen, hebben ze de macht om de hemel te sluiten. Ze hebben ook de macht om water in bloed te veranderen. En ze kunnen op aarde allerlei rampen laten gebeuren, zo vaak als ze willen.
De profeten sterven in Jeruzalem
7Drieënhalf jaar lang zullen de twee profeten over Gods plannen vertellen. Dan zal het beest uit de hel omhoogkomen. Dat beest zal tegen de profeten strijden, hen overwinnen en hen doden. 8Hun lichamen zullen midden in de grote stad liggen, in de stad die door sommigen Sodom genoemd wordt, of Egypte. Het is de stad waar Jezus gedood is.
9-10Er zullen veel mensen naar de lichamen komen kijken, mensen uit de hele wereld, van alle volken en talen. Die mensen willen niet dat de profeten begraven worden. In plaats daarvan vieren ze drieënhalve dag feest. Ze zijn blij en feliciteren elkaar omdat de profeten dood zijn. Want die profeten waren de oorzaak van allerlei ellende.
God laat de profeten weer leven
11Na die drieënhalve dag zal God het leven aan de profeten teruggeven. Ze zullen opstaan uit de dood. Iedereen die het ziet, zal erg schrikken.
12Dan klinkt er een luide stem uit de hemel, die tegen de profeten zegt: ‘Kom hierheen!’ En de profeten zullen op een wolk naar de hemel gaan, terwijl hun vijanden toekijken.
13Op hetzelfde moment komt er een zware aardbeving, die een tiende deel van de stad zal verwoesten. Zevenduizend mensen zullen door de aardbeving gedood worden. Alle andere mensen zullen bang worden, en de God van de hemel beginnen te eren.
14Als dat gebeurd is, is de tweede ramp voorbij, maar de derde ramp zal snel volgen!
De zevende engel blaast op zijn trompet
15Toen blies de zevende engel op zijn trompet. En in de hemel klonken luide stemmen, die zeiden: ‘Nu is de Heer, onze God, koning van de wereld, samen met de messias. Zij zullen voor altijd heersen.’
16De 24 leiders van het volk, die op hun tronen bij God zaten, knielden. Ze eerden God 17en zeiden: ‘Heer, onze God, u bent de machtige God, die er is, en die er was. Wij danken u, omdat u nu uw grote macht gebruikt en laat zien dat u koning bent.
18De ongelovigen zijn kwaad en verzetten zich, maar u laat nu ook zelf uw woede zien. Want de tijd is gekomen om recht te spreken over de doden. Het is tijd om uw dienaren, de profeten, te belonen, net als de gelovigen en alle anderen die uw naam eren. En het is tijd om iedereen te vernietigen die de aarde wil vernietigen.’
19Toen ging Gods tempel in de hemel open en de heilige kist werd zichtbaar. Meteen kwam er bliksem en donder, de aarde beefde, en het ging hard hagelen.