Psalm 43
431Help mij, God!
Verdedig mij tegen slechte mensen,
bescherm me tegen leugenaars en bedriegers.
2Bij u ben ik toch veilig?
Waarom mag ik dan niet bij u zijn?
Waarom onderdrukken mijn vijanden mij
en loop ik rond in sombere kleren?
3Blijf bij mij met uw licht en uw trouw,
en breng me naar uw heilige berg,
naar de plaats waar u woont.
4Laat mij weer in uw tempel komen,
want u bent mijn grootste vreugde.
Ik wil spelen op de harp
en zingen voor u, mijn God.
5Waarom ben ik zo bedroefd,
waarom zo onrustig van binnen?
Ik moet op God vertrouwen.
Eens zal ik hem weer danken.
Hij zal mij redden,
hij is mijn God.
Psalm 44
441Een lied van de Korachieten. Voor de zangleider.
2God, lang geleden hebt u wonderen gedaan,
in de tijd van onze voorouders.
Zij hebben het doorverteld aan hun kinderen,
en die hebben het weer aan ons verteld.
3U hebt andere volken weggejaagd
om onze voorouders een eigen land te geven,
een plek waar ze konden wonen.
4Ze kregen het land niet op eigen kracht,
niet door hun wapens en hun leger.
U hebt hun het land gegeven,
u hebt hen geholpen met uw macht.
U hebt hen beschermd,
omdat u van hen hield.
5God, u hebt dat gedaan,
u liet het volk van Jakob overwinnen.
U bent onze koning!
6Samen met u verslaan wij onze vijanden,
met uw hulp vernietigen wij onze tegenstanders.
7We vertrouwen niet op onze wapens,
we weten dat geweld ons niet kan redden.
8U bent het die ons redt van onze vijanden.
U overwint ze, u jaagt ze weg.
9Daarom zingen we elke dag voor u,
daarom danken wij u steeds opnieuw.
10-11Maar nu wilt u ons niet meer zien.
U gaat niet meer met onze legers mee,
u gaat niet voor onze soldaten uit.
Daarom moesten we vluchten voor onze vijanden.
Ze hebben ons verslagen,
en ze hebben alles van ons afgenomen.
12U hebt ons zomaar weggedaan,
zo makkelijk als je een schaap laat slachten.
U hebt ons weggejaagd naar verre landen.
13Wij waren uw volk,
maar u hebt ons weggegeven,
u hebt ons zomaar weggedaan.
14De volken om ons heen beledigen ons,
ze hebben geen respect voor ons,
ze lachen ons uit.
15U hebt ons overal belachelijk gemaakt,
alle volken spotten met ons.
16-17Dat moeten we meemaken,
elke dag weer.
Als we onze vijanden horen lachen,
als we zien hoe ze ons straffen,
dan voelen we ons vernederd.
18Al die dingen maken we mee,
maar we vergeten u niet.
We zijn u trouw gebleven,
19we zijn niet bij u weggegaan.
We leven volgens uw wet,
20en toch vernietigt u ons!
U laat ons leven in ellende,
u hebt ons alleen gelaten.
21We zijn u niet vergeten, God,
we hebben geen andere goden vereerd.
22Dat zou u wel hebben ontdekt!
U weet toch alles van ons?
23Maar wij moeten sterven omdat we trouw zijn aan u.
We worden behandeld als schapen die worden geslacht.
24Word wakker, Heer! Waarom slaapt u?
Word wakker, en laat ons weer bij u komen.
25Waarom verbergt u zich,
waarom vergeet u onze ellende,
waarom denkt u niet aan ons?
26We zijn diep bedroefd,
we hebben geen kracht meer om te leven.
27Kom ons te hulp, Heer,
laat ons uw liefde zien en red ons!
Psalm 45
451Een prachtig liefdeslied van de Korachieten. Voor de zangleider. Op de wijs van het lied ‘De lelies’.
2Speciaal voor de koning maak ik een lied.
Ik bedenk mooie woorden,
en uit mijn hart komen prachtige zinnen.
3Koning, niemand is zo mooi als u.
En alles wat u zegt, is goed.
God maakt u voor altijd gelukkig.
4Sterke koning, pak uw zwaard,
het teken van uw grote macht.
5Laat zien hoe machtig u bent,
en begin met de strijd.
Vecht voor waarheid, eerlijkheid en recht.
U zult geweldige dingen doen.
6Want uw pijlen zijn scherp,
ze raken uw vijanden in hun hart.
Dood vallen ze voor u neer.
7U bent voor altijd koning.
U bent een goede en eerlijke heerser,
zo machtig als een god.
8U wilt eerlijkheid, u haat het kwaad.
Daarom heeft God u uitgekozen,
daarom bent u koning geworden.
Niemand is zo goed als u.
9Koning, uw kleren ruiken heerlijk,
ze ruiken naar zoete kruiden en geurige olie.
En in uw prachtige paleizen klinkt vrolijke muziek.
10Prinsessen met mooie sieraden zijn bij u,
en naast u staat uw bruid.
De allermooiste sieraden zijn van haar.
11Luister, bruid, luister goed!
Vergeet waar u vandaan komt,
vergeet uw familie.
12Als de koning naar u verlangt,
doe dan wat hij wil.
Voortaan moet u hem gehoorzaam zijn.
13Bruid uit Tyrus,
rijke mensen uit uw nieuwe land
eren u met geschenken.
14De stralende bruid wacht op de koning.
Ze draagt een jurk die met gouddraad versierd is.
15Zo wordt ze naar de koning gebracht,
samen met haar dienaressen.
Allemaal dragen ze prachtige kleren.
16Ze gaan het paleis van de koning binnen,
en iedereen is vrolijk en juicht.
17Koning, uw zonen zullen na u heersen,
ze zullen koning zijn van het hele land.
18Ik zal altijd over u zingen
en alle volken zullen u prijzen,
eeuwig en altijd!