1Wijsheid heeft een huis gebouwd. Daar is plaats voor iedereen. 2Nu geeft ze een feest. Ze heeft het vlees gebraden, de wijn staat klaar en de tafel is gedekt. 3Ze heeft haar dienaressen naar de stad gestuurd. Die moeten de mensen uitnodigen. Ze moeten vanaf de stadsmuur roepen, zodat iedereen het kan horen: 4‘Domme mensen, luister naar Wijsheid. Kom toch naar haar toe! Mensen zonder verstand, luister! 5Kom naar Wijsheid toe, kom mee naar het feest. 6Blijf niet dom, leer hoe je wijs wordt! Want dan zullen jullie een goed leven krijgen.’
Wijsheid geeft je een lang leven
7Als je boos wordt op iemand die kwaad doet, word je zelf uitgelachen. Als je een slecht mens straft, word je zelf belachelijk gemaakt. 8Als je kritiek hebt op iemand die slecht is, zal hij je haten.
Maar als je kritiek hebt op een wijs mens, zal hij van je houden. 9Want iemand die al wijs is, wordt door kritiek nog wijzer. En iemand die goed en eerlijk is, zal nog meer inzicht krijgen.
10Je kunt alleen wijs worden als je eerbied hebt voor de Heer. Je kunt alleen inzicht krijgen als je vertrouwt op de heilige God.
11Als je naar Wijsheid luistert, zul je een lang leven hebben. 12Je hebt er dus voordeel van als je wijs bent. Maar je doet jezelf kwaad als je dom bent.
Dwaasheid roept mensen
13Dwaasheid kletst maar wat, ze is dom en ze begrijpt niets. 14Ze zit bij haar huis op een stoel, zodat iedereen haar kan zien. 15Ze roept naar iedereen die voorbijkomt: 16‘Domme mensen, kom toch naar mij toe! Mensen zonder verstand, luister! 17Alles wat verboden is, is heerlijk! Gestolen dingen zijn het lekkerst!’
18Maar als je naar Dwaasheid luistert, zul je sterven. Je zult in het land van de dood terechtkomen.