Antwoord van Job aan Sofar
Job wil niet uitgelachen worden
1Toen zei Job tegen Sofar:
2‘Tjonge, wat zijn jullie toch wijs!
Als jullie sterven, zal alle wijsheid verdwijnen!
3Maar ik heb ook verstand, net als jullie.
Wat jullie weten, dat weet ik ook,
en dat weet iedereen.
4Ik heb altijd goed en eerlijk geleefd.
Maar nu ik God om hulp vraag,
nu lachen jullie me uit.
Jullie, mijn eigen vrienden!
5Jullie hebben zelf geen zorgen,
maar jullie lachen om mijn ellende.
Ik heb al heel veel meegemaakt,
maar door jullie wordt alles nog erger.
6Jullie zijn niet beter dan misdadigers, die spotten met God.
Zij hebben een mooi leven en voelen zich veilig.
Ze vertrouwen op hun eigen kracht.
In alles is Gods wijsheid te zien
7Vraag eens aan de dieren wat God doet,
dan zullen zij het je zeggen.
De vogels in de lucht kunnen het vertellen.
8De bloemen op het veld leggen het uit.
De vissen in de zee kunnen het verklaren.
9Zo kan iedereen weten wat de Heer doet:
10hij laat alles ontstaan,
zonder hem zou er geen leven zijn.
11We moeten eerst alles onderzoeken.
Dan pas weten we wat goed of slecht is.
12Als we ouder worden,
begrijpen we steeds meer
en worden we steeds wijzer.
13Maar alleen God is werkelijk wijs.
Hij heeft echt inzicht, hij begrijpt alles.
God is machtig
14Als God iets verwoest,
kan niemand dat weer opbouwen.
Als God iemand opsluit,
kan niemand die mens bevrijden.
15Als God het water tegenhoudt,
dan wordt het land dor en droog.
Als hij het water laat stromen,
dan spoelt het land weg.
16God is machtig,
alles gebeurt zoals hij het wil.
Hij heeft macht over bedriegers,
en over mensen die bedrogen worden.
17Hij maakt grote leiders arm,
en wijze rechters maakt hij dom.
18God laat koningen hun macht verliezen,
en hij maakt slaven van hen.
19God zorgt dat priesters alles verliezen
en dat sterke mensen zwak worden.
20God laat raadgevers zwijgen,
wijze mannen worden twijfelaars.
21Hij maakt sterke heersers machteloos,
machtige leiders maakt hij zwak.
22God laat zien wat diep verborgen is,
hij brengt licht waar het donker is.
23Hij maakt volken groot, maar hij vernietigt ze ook.
Hij maakt ze eerst sterk, en verslaat ze dan.
24Belangrijke leiders maakt hij dom,
ze weten niet meer wat ze doen.
25Ze zien niet meer waar ze zijn,
ze lopen rond als dronken kerels.