Goed nieuws voor Jeruzalem
Gods dienaar brengt het goede nieuws
1Gods dienaar zegt: ‘God, de Heer, heeft mij uitgekozen. Hij heeft mij zijn geest gegeven.
Hij heeft mij gestuurd om aan arme mensen het goede nieuws te brengen. En om aan mensen die lijden, weer hoop te geven. Hij heeft me gestuurd om tegen gevangenen te zeggen: ‘Jullie zijn vrij!’
2Hij heeft me gestuurd om aan de mensen te vertellen: ‘Er komt een jaar waarin de Heer jullie vergeeft. Er komt een tijd dat God jullie vijanden zal straffen.’
De Heer heeft me gestuurd om mensen die verdriet hebben, te troosten. 3Hij heeft me naar Jeruzalem gestuurd om de mensen daar weer vreugde te geven. Om tegen hen te zeggen: ‘Jullie moeten geen rouwkleren dragen, maar feestkleren. Jullie moeten niet bedroefd op de grond zitten, maar dansen en vrolijk zijn!’
Dan zullen de inwoners van Jeruzalem weer een sterk volk zijn. Dan zullen ze lijken op bomen die de Heer zelf geplant heeft, als teken van zijn macht.
Alles zal weer opgebouwd worden
4Volk van Israël, jullie zullen het hele land weer opbouwen. Alles wat verwoest is, alle verlaten steden die in puin liggen. Dan kunnen jullie daar weer wonen.
5Andere volken zullen jullie helpen. Zij zullen zorgen voor jullie schapen. En ze zullen voor jullie werken op de akkers en in de wijngaarden.
6Volk van Israël, jullie zullen priesters van de Heer genoemd worden. Iedereen zal zeggen: ‘Dat zijn de dienaren van onze God.’ Jullie zullen genieten van de rijkdom van andere volken. En met die rijkdom kunnen jullie een prachtige stad bouwen.
7Jullie werden onderdrukt door andere volken, zij behandelden jullie als vuil. De Heer zal dat weer goedmaken door jullie twee keer zo veel land te geven. Jullie zullen voor altijd gelukkig zijn.’
De Heer zal zijn volk belonen
8De Heer zegt: ‘Ik wil dat er eerlijk rechtgesproken wordt in het land. Ik haat geweld en ik wil niet dat er gestolen wordt.
Ik zal mijn volk zeker belonen. Ik beloof dat ik voor altijd hun God zal zijn. 9De nakomelingen van mijn volk zullen beroemd zijn. De hele wereld zal hen kennen. Iedereen die hen ziet, zal zeggen: ‘Dat is het volk van de Heer. Hij heeft hen rijk en gelukkig gemaakt.’’
Jeruzalem zal juichen voor de Heer
10De inwoners van Jeruzalem zullen zeggen: ‘Wij zingen van vreugde, we juichen voor de Heer. Want hij leerde ons om eerlijk en goed te leven, en hij maakte van Jeruzalem een veilige en prachtige stad! Onze stad is zo mooi als de kroon van een koning, zo mooi als de sieraden van een bruid.
11Alle volken zullen zien hoe machtig onze God is. Zoals er overal op aarde bomen en planten groeien, zo zorgt de Heer overal op aarde voor recht en vrede.’