Tegen de Moabieten
1Dit zegt de Heer: ‘Misdadigers zijn het daar in Moab! Ze hebben de botten van de koning van Edom volledig verbrand.
Daarom staat mijn besluit vast: Ik zal hen straffen. 2Moab en de paleizen van de stad Keriot zullen afbranden. De Moabieten zullen sterven in de strijd, terwijl overal lawaai klinkt van trompetten, en geschreeuw van vechtende soldaten. 3Ik zal de koning en de leiders van het land doden.’ Dat is wat de Heer zegt.
Tegen Juda
4Dit zegt de Heer: ‘Misdadigers zijn het daar in Juda! Ze hebben zich niet gehouden aan mijn regels en wetten. Ze geloofden in afgoden, net als hun voorouders.
Daarom staat mijn besluit vast: Ik zal hen straffen. 5Juda zal in brand staan en de paleizen in Jeruzalem zullen afbranden.’
De Heer waarschuwt Israël
Tegen Israël
6Dit zegt de Heer: ‘Maar ook jullie zijn misdadigers, Israëlieten. Mijn besluit staat vast: ik zal jullie straffen. Jullie verkopen onschuldige mensen voor een beetje geld, en arme mensen voor een paar schoenen. 7Jullie geven zwakke mensen nog een trap als ze al op de grond liggen. Jullie duwen mensen die om hulp vragen, opzij. En een zoon en een vader gaan naar bed met hetzelfde meisje! Zo beledigen jullie mij.
8Jullie lopen in de tempel rond met mooie kleren aan. Maar die kleren hebben jullie gestolen! Jullie drinken wijn in de tempel, maar die wijn hebben jullie gekocht met gestolen geld.’
De Heer heeft veel voor Israël gedaan
9-10Dit zegt de Heer: ‘Ik heb zo veel voor jullie gedaan. Ik heb jullie weggehaald uit Egypte. Ik heb jullie door de woestijn geleid, veertig jaar lang. Ik heb de Amorieten gedood. Ze waren zo groot en sterk als bomen, maar ik heb ze allemaal vernietigd. En toen konden jullie het land van de Amorieten in bezit nemen.
11Ik koos sommigen van jullie uit om profeet te worden. Anderen koos ik uit om mijn dienaar te worden. Die dienaren beloofden om nooit wijn te drinken. Zo is het toch, Israëlieten? 12Maar weet je wat jullie gedaan hebben? Jullie hebben tegen die mensen gezegd dat ze toch wijn moesten drinken! En jullie hebben de profeten verboden om als profeet te spreken!’
Niemand zal ontsnappen
13Dit zegt de Heer: ‘Op een dag zal ik de aarde laten beven, de grond zal schudden onder jullie voeten. Zoals een wagen schudt die te vol geladen is.
14Dan kan niemand meer vluchten. Niemand is snel genoeg, niemand is sterk genoeg. Zelfs iemand die heel dapper is, zal sterven. 15Ook wie een pijl en boog heeft, kan de strijd niet volhouden. Wie heel snel loopt, kan toch niet wegkomen. En wie op een paard rijdt, kan toch niet ontsnappen. 16Ook de dapperste held laat alles achter om te vluchten. Zo zal het gaan als die dag komt!’ Dat zegt de Heer.