Wie wordt er koning na David?
Koning David is oud
1Koning David was oud geworden, en hij had het vaak koud. Daarom legden zijn dienaren dekens over hem heen. Maar David werd maar niet warm. 2Zijn dienaren zeiden tegen hem: ‘Koning, wij willen graag een jong meisje voor u zoeken. Dan kan zij voor u zorgen. En ze kan bij u in bed liggen, dicht tegen u aan. Dan wordt u wel warm.’
3-4Toen zochten ze overal in Israël naar een mooi meisje. Ze kozen Abisag, uit de stad Sunem. Het was echt een heel mooi meisje. De dienaren brachten haar bij de koning. Het meisje bracht de koning eten en drinken, en ze verzorgde hem. Maar de koning had geen seks met haar.
Adonia wil koning worden
5-6Adonia was een zoon van David en Chaggit, één van Davids vrouwen. Adonia was heel knap om te zien, net als zijn oudere broer Absalom. Adonia voelde zich beter dan zijn broers en zei: ‘Ik word de nieuwe koning!’ En hij kocht wagens en paarden. Ook nam hij vijftig mannen in dienst die hem moesten beschermen. Zijn vader David zou er vast niets van zeggen. Die vroeg nooit waarom hij iets deed.
Adonia probeert steun te krijgen
7Adonia besprak zijn plannen met de priester Abjatar en met legerleider Joab, de zoon van Seruja. Die twee mannen steunden Adonia.
8Maar er waren ook mannen die de plannen van Adonia niet goed vonden. Dat waren de priester Sadok, de profeet Natan, en Benaja, de zoon van Jojada. En verder Simi en Reï, en Davids dapperste soldaten.
9Toen ging Adonia naar de Slangensteen, bij de Rogel-bron. Daar offerde hij geiten, schapen en koeien. Adonia had zijn eigen broers en alle dienaren van de koning uitgenodigd voor het offerfeest. 10Maar de profeet Natan, Benaja en Davids dapperste soldaten had hij niet uitgenodigd. En ook zijn broer Salomo niet.
De profeet Natan geeft Batseba raad
11Toen ging Natan naar Batseba, de moeder van Salomo. Hij zei: ‘Weet u dat Adonia, de zoon van Chaggit, zichzelf koning maakt? En David weet daar niets van! 12Als Adonia koning wordt, wordt het gevaarlijk voor u en uw zoon Salomo!
Alstublieft, laat mij u raad geven! 13Ga naar koning David. Zeg hem dat hij u een belofte gedaan heeft. Hij heeft u toch plechtig beloofd dat uw zoon Salomo de nieuwe koning zal zijn? Dat hij op de troon zal zitten? Vraag hem waarom Adonia dan nu koning wordt. 14Op dat moment zal ik binnenkomen. En dan zal ik verder praten.’
Batseba gaat naar David
15Toen ging Batseba de kamer van de oude koning David binnen. Abisag, het meisje uit Sunem, was bezig hem te verzorgen. 16Batseba knielde voor de koning. De koning vroeg: ‘Wat is er?’
17‘Mijn heer,’ antwoordde ze, ‘u hebt mij plechtig beloofd dat mijn zoon Salomo de nieuwe koning zal zijn. Dat hij na u op de troon zal zitten. 18Maar nu wordt Adonia koning, zonder dat u het weet. 19Adonia heeft een stier geofferd, en veel schapen en geiten. Hij heeft de priester Abjatar en legerleider Joab voor het offerfeest uitgenodigd. Ook heeft hij al uw zonen uitgenodigd. Alleen Salomo niet.
20-21Nu zit iedereen in Israël in spanning. U moet nu zeggen wie de nieuwe koning wordt, voordat u sterft. Anders wordt Adonia de nieuwe koning. En dan wordt het gevaarlijk voor Salomo en mij.’
Natan komt ook bij David
22Op dat moment kwam Natan binnen. 23De dienaren zeiden: ‘Hier is de profeet Natan.’ Natan knielde voor de koning en boog diep voorover.
24-27‘Koning,’ zei Natan, ‘Adonia is vandaag naar de Rogel-bron gegaan. Daar heeft hij een stier geofferd, en veel schapen en geiten. Hij heeft al uw zonen bij het offerfeest uitgenodigd. En ook de officieren van het leger, en de priester Abjatar. Nu zitten ze allemaal bij Adonia te eten en te drinken. Ze roepen: ‘Leve koning Adonia!’ Maar ik ben niet uitgenodigd. En ook Sadok en Benaja en uw zoon Salomo zijn niet uitgenodigd.
Hebt u soms gezegd dat Adonia de nieuwe koning moet worden? En dat hij op uw troon zal zitten? Is dat uw bedoeling? Maar waarom hebt u dat dan niet aan mij verteld?’
David belooft dat Salomo koning wordt
28Toen zei David: ‘Laat Batseba hier komen.’ Batseba kwam bij de koning staan.
29-30De koning zei: ‘Ik heb jou plechtig beloofd dat je zoon Salomo mij zal opvolgen. Dat hij na mij op de troon zal zitten. En vandaag zal ik doen wat ik beloofd heb. Dat is zo zeker als de Heer leeft! De Heer, de God van Israël, die mij steeds geholpen heeft als ik in gevaar was.’
31Toen knielde Batseba voor de koning en boog diep voorover. ‘Koning David,’ zei ze, ‘ik hoop dat u nog lang zult leven.’
David zegt hoe Salomo koning moet worden
32Toen zei koning David: ‘Laat de priester Sadok, de profeet Natan, en Benaja, de zoon van Jojada, hier komen!’
Toen ze er waren, zei David tegen hen: 33‘Breng mijn zoon Salomo naar de Gichon-bron. Laat hem op mijn ezel rijden, en neem de mannen van mijn lijfwacht mee. 34Daar bij die bron moeten Sadok en Natan olie over het hoofd van Salomo gieten. Zo wordt hij officieel de nieuwe koning van Israël. Daarna moeten jullie op de trompet blazen, en roepen: ‘Leve koning Salomo!’ 35Dan gaan jullie terug naar de stad, achter Salomo aan. Als hij hier aankomt, moet hij op mijn troon gaan zitten. Hij moet gaan regeren in mijn plaats. Hij moet koning worden van Israël en Juda.’
36‘Zo moet het gebeuren,’ antwoordde Benaja. ‘Zo wil de Heer, uw God, het ook. 37God heeft u altijd geholpen. Laat hij nu ook Salomo helpen. Ik hoop dat koning Salomo nog machtiger wordt dan u, koning David!’
Salomo wordt officieel koning
38Toen gingen Sadok, Natan, Benaja en de mannen van Davids lijfwacht met Salomo mee. Salomo reed op de ezel van koning David. Zo brachten ze hem naar de Gichon-bron.
39De priester Sadok had een kruikje olie meegenomen uit de heilige tent. Hij goot de olie over Salomo’s hoofd. Zo maakte hij Salomo officieel koning. Er werd op de trompet geblazen, en iedereen riep: ‘Leve koning Salomo!’
40Daarna ging iedereen met Salomo mee terug naar de stad. Ze speelden op fluiten, en ze zongen en juichten van blijdschap. De grond schudde ervan.
Adonia hoort dat Salomo koning is
41Toen Adonia en zijn gasten het lawaai hoorden, waren ze net klaar met eten. Legerleider Joab hoorde dat er op de trompet geblazen werd. Hij zei: ‘Wat is dat voor lawaai in de stad?’
42Op dat moment kwam Jonatan eraan. Hij was een zoon van de priester Abjatar. Adonia zei tegen Jonatan: ‘Kom eens hier, jij. Jou kan ik wel vertrouwen. Jij hebt vast goed nieuws uit de stad!’
43Maar Jonatan zei: ‘Nee, ik heb juist slecht nieuws. Koning David heeft net Salomo koning gemaakt! 44Hij heeft de priester Sadok, de profeet Natan en Benaja, de zoon van Jojada, en de mannen van zijn lijfwacht met Salomo meegestuurd. Ze hebben hem op de ezel van de koning laten rijden. 45Sadok en Natan hebben bij de Gichon-bron olie over zijn hoofd gegoten. Zo hebben ze hem officieel koning gemaakt. Daarna is iedereen feestvierend teruggegaan naar de stad. En nu maken ze steeds meer lawaai. Dat is wat jullie horen.
46Toen Salomo terug was in de stad, is hij op de koninklijke troon gaan zitten. 47Toen zijn de dienaren van koning David naar Salomo toe gegaan. Ze wensten hem geluk en zeiden: ‘Salomo, we hopen dat God u een machtige koning zal maken. Nog machtiger dan uw vader David.’ Toen maakte David een buiging vanaf zijn bed.
48Daarna dankte David de God van Israël. Want de Heer had ervoor gezorgd dat er nu een nieuwe koning was. David zei: ‘Ik ben blij dat ik dat zelf nog mag meemaken.’’
Adonia wordt bang
49Alle gasten van Adonia werden bang toen ze het verhaal van Jonatan hoorden. Ze stonden op en gingen snel naar huis. 50Ook Adonia zelf werd bang. Daarom ging hij naar de heilige tent en pakte het altaar vast. Hij hoopte dat Salomo hem daar geen kwaad zou doen.
51‘Koning,’ zeiden de mensen tegen Salomo, ‘Adonia is bang voor u. Daarom heeft hij het altaar vastgepakt. Hij wil dat u belooft om hem niet te doden.’
52Toen zei Salomo: ‘Zolang Adonia zich goed gedraagt, zal niemand hem iets aandoen. Maar als hij iets verkeerds doet, zal hij sterven.’
53Daarna liet koning Salomo Adonia bij het altaar weghalen. Adonia ging naar Salomo toe en knielde voor hem. En Salomo zei tegen hem: ‘Ga naar huis.’