Leven tot eer van God
De Israëlieten in de woestijn
1Vrienden, het is belangrijk dat ik jullie vertel over de Israëlieten in de woestijn, onze voorouders. Ooit werden de Israëlieten allemaal beschermd door een wolk die boven hen hing. En allemaal liepen ze veilig over een pad door de zee. 2Het was alsof ze toen allemaal gedoopt werden, in de naam van Mozes.
3Alle Israëlieten aten hetzelfde brood uit de hemel. Dat kregen ze van God. 4En allemaal dronken ze hetzelfde water. Dat kregen ze ook van God. Dat water stroomde uit een bijzondere rots. En overal waar de Israëlieten kwamen, was die rots er ook. Het was alsof die rots Christus zelf was.
5Toch is het duidelijk dat God over de meeste Israëlieten niet tevreden was. Want hij liet hen sterven in de woestijn.
Een waarschuwing voor ons
6Wat er met de Israëlieten gebeurde in de woestijn, is een waarschuwing voor ons. Wij moeten geen slechte dingen willen doen, zoals zij.
7We moeten dus geen afgoden vereren, zoals sommige Israëlieten deden. Want over hen staat in de heilige boeken: «Ze gingen eten en drinken, en ze dansten om het beeld van de stier heen.»
8We moeten ook nooit verboden seks hebben, zoals sommige Israëlieten hadden. Het gevolg was dat er op één dag 23.000 Israëlieten gedood werden. 9Ook moeten we nooit twijfelen aan de macht van Christus. Sommige Israëlieten twijfelden aan de macht van God. Daarom werden zij gebeten door slangen en stierven ze. 10En we moeten ook nooit klagen tegen God. Sommige Israëlieten klaagden, en daarom kwam er een engel die hen vernietigde.
11Wij leven nu in Gods nieuwe tijd. Voor ons zijn die verhalen over de Israëlieten een waarschuwing. 12Als je vindt dat je een sterk geloof hebt, moet je oppassen dat je geen verkeerde dingen doet.
13Satan zal zeker proberen jullie te laten zondigen, net zoals hij dat bij alle mensen probeert. Maar God is trouw. Hij zal jullie altijd helpen. En hij zal ervoor zorgen dat jullie het kunnen volhouden, en dat jullie geen verkeerde keuzes maken.
Vereer geen andere goden
14Dus, beste vrienden, vereer beslist geen afgoden! 15Jullie zijn toch verstandige mensen? Dan zullen jullie mij zeker gelijk geven en doen wat ik zeg.
16Als wij als christenen bij elkaar komen, danken we God voor de beker met wijn. En we delen samen het brood. Zo vormen we een eenheid met elkaar. Het is een eenheid van mensen die bij Christus horen, en gered worden dankzij zijn dood. 17Samen vormen we één geheel, omdat we samen van dat brood eten.
18Denk eens aan wat de Joden doen. Als zij een dier offeren aan de Heer, eten ze met elkaar van het vlees. Dan vormen ze een eenheid van mensen die God vereren.
Maak God niet jaloers
19Jullie vragen misschien: ‘Wat heeft dat te maken met het vereren van andere goden?’ Luister! Natuurlijk maakt het niet uit als vlees aan afgoden geofferd is. Want die goden stellen helemaal niets voor. 20Maar als mensen vlees offeren aan afgoden, dan vereren ze daarmee die afgoden en niet God. En ik wil niet dat jullie een eenheid vormen met mensen die afgoden vereren.
21Door samen te eten en te drinken, eren jullie de Heer. Maar dan kun je niet meer meedoen met een maaltijd die bedoeld is om een afgod te vereren. 22Als jullie dat doen, maken jullie God jaloers en kwaad. En vergeet niet dat God sterker is dan wij!
Denk ook aan anderen
23Jullie zeggen: ‘Wij mogen doen wat we willen.’ Maar ik zeg: Ja, maar niet alles is goed. Jullie zeggen: ‘Wij mogen doen wat we willen.’ Maar ik zeg: Ja, maar alleen als je daarmee ook de anderen helpt. 24Jullie moeten niet alleen aan jezelf denken, maar ook aan anderen.
25Jullie mogen gerust al het vlees eten dat op de markt verkocht wordt. Je hoeft je niet bezorgd af te vragen waar dat vlees precies vandaan komt. 26Want in de heilige boeken staat: «Van de Heer is de aarde en alles wat er leeft.»
27Stel dat een ongelovige jullie uitnodigt voor een maaltijd. Dan mogen jullie gerust alles eten wat er op tafel staat. Je hoeft je niet bezorgd af te vragen waar het vlees precies vandaan komt.
28-30Maar stel dat iemand aan tafel tegen jullie zegt: ‘Dit vlees is aan onze goden geofferd.’ Dan moeten jullie het niet eten. Het probleem is niet wat jullie van dat vlees vinden. Nee, het probleem is wat die persoon ervan vindt. Hij vindt het verkeerd dat jullie vlees eten dat aan zijn goden geofferd is. Daarom waarschuwt hij jullie.
Stel dat jullie dat vlees dan toch eten, en God ervoor danken. Dan zal die ander denken: Die christenen doen wat ze zelf willen, ze trekken zich van niemand iets aan. En dan zal hij slechte dingen gaan vertellen over jullie en over God.
Doe alles tot eer van God
31Als jullie eten of drinken of andere dingen doen, doe dat dan steeds tot eer van God. 32Gedraag je zo dat de Joden en de ongelovigen respect kunnen hebben voor ons geloof. En breng het geloof van andere christenen nooit in gevaar.
33Zo leef ik ook. Ik houd altijd rekening met andere mensen. Ik denk nooit aan wat goed is voor mezelf, maar altijd aan wat goed is voor anderen. Want ik wil dat er zo veel mogelijk mensen gered worden.